25 november 1982
312
Inzake de signalen in de richting van de dienstsektoren zegt spreker be-
doeld te hebben dat men bepaalde richtlijnen heeft. Het college zet ook
bepaalde richtlijnen uit, bijvoorbeeld om het onderhoud aa'n een bepaald
gebouw te beperken binnen een bepaald percentage, of binnen een bepaalde
afdeling niet meer dan zoveel aan qroen uit te geven. Dat is een beleid
dat eigenlijk alle jaren al is toegepast. Als men dan op een gegeven moment
konstateert dat men binnen bepaalde diensten zich van die uitgezette lij-
nen niet voldoende aantrekt, zodat er bij die dienst blijkt on de rekeninn
meer uitgegeven te zijn dan er begroot werd, dan zeqt het college dat men
die begroting serieus moet nemen, zich eraan moet houden en moet oroberen
daarbinnen te blijven. In die zin heeft het college gesproken van sionalen
en zal dat ook blijven doen, maar spreker ziet dat niet als een taakstel-
lende bezuiniging. Het is ongetwijfeld zo dat naarmate de inflatie lager
wordt, men met het geld meer kan doen, de koopkracht van dat qeld neemt
zonder twijfel toe. Spreker heeft grote achting voor de beleidsintenties
die de afgelopen zomer zijn qeformuleerd. Alleen op het ount van de infla-
tie heeft hij moeten konstateren dat dit tot veel misverstanden aanleidino
heeft gegeven. Het college heeft namelijk nooit anders oedaan dan konstante
prijzen in de meerjarenbegroting hanteren en voor de rest wanneer het uit-
ging van bepaalde percentages, gewoon die percentages in bedraaen tot
uitdrukking gebracht. De praktijk heeft altijd uitgewezen dat het college
daarmee goed zat.
Nu opeens is het begrip "inflatie" erin gerold. Spreker heeft niet anders
begrepen dan dat zij die aan de onderhandelingen hebben deelgenomen hebhen
bedoeld te zeggen: men kan in de toekomst niet ongebreideld de lasten ver-
zwaren, men moet zoeken naar een richtlijn, die men zou kunnen vinden in
dat inflatiepercentage. Maar dat is niet meer dan een richtlijn. Dit jaar
is dat percentage ongeveer 6, volgend jaar misschien 5, maar dan weet
spreker waar hij aan toe is. Soreker herhaalt dat het niet anders is be-
doeld en hij heeft de indruk dat mevrouw Bierman dat bevestiat, een richt-
lijn dus voor de toekomst.
Met de nadere uiteenzettingen over de binding aan het dekkingsolan heeft
spreker verder niet zoveel moeite. Hij heeft alleen willen benadrukken dat
men een middel heeft om de toekomst enigermate tegemoet te treden en onge-
veer te weten hoe men die toekomst tegemoet moet treden, maar een formele
bindinq aan het dekkingsplan uiteraard niet.
Met de beschouwinq van de heer Van der Hulst over het profijtbeginsel
en het draagkrachtbeginsel is SDreker het eens. Dat geldt ook voor het
tijdstio van behandeling van de doelstellingennota en het mogelijk willen
houden van nieuw beleid op bescheiden schaal.
Tenslotte zegt spreker dat de burgemeester, wethouder Reeringh en wethouder
Arnoldy aanraden de motie inzake het fietsoad Prinsenlaan niet over te
nemen. Dat qeldt niet voor wethouder Van Amerongen en spreker.
De voorzitter wijst eron dat bij hem een belangrijke rol heeft gespeeld
het plan niet in relatieStaat tot de uitvoerinn van de bebouwino, een
relatie die het eigenlijk wel zou moeten hebben. Een tweede punt is dat
het plan verkeerstechnisch een aantal onvolkomenheden heeft, waarbij ge-
voegd de financiële Droblematiek toch het eindoordeel naar een voorzich-
tigheid neigt die tot heroverweging zou moeten leiden. Een inhoudelijke
beoordeling van het plan is er annex wel degelijk bij.
Mevrouw Bierman zegt dat de in het voorstel genoemde araumenten voor
haar een bepaalde waarde hebben. Daarnaast spreken het uitstellen van dit
projekt en het meewegen in de heroverwegingsDrocedure haar bijzonder aan,
omdat dat past in de filosofie van haar fraktie dat zij bij die vergaande