2e afd. 26 november 1982 120
om het aan dit college opgedragen preventieve toezicht uit te oefenen.
De begroting is functior.eei ingericht. Dit komt tot uitdrukking in de
verschillende hoofdstukken van de begroting, die de gemeentelijke
taken of functies opsommen.
Onderscheid.is gemaakt tussen inkomsten en uitgaven, behorende tot
de gewone dienst en die behorende tot de kapitaaldienst.
Om te bepalen of een uitgaaf op de kapitaaldienst thuishoort wordt
een tweetal criteria gehanteerd.
le. Het periodiciteitscriterium. Hierbij wordt bezien of een uitgaaf
periodiek voorkomt dan wel êénmalig is.
Periodieke uitgaven worden op de gewone dienst geplaatst en één-
malige uitgaven op de kapitaaldienst,
2e. Het criterium van de toekomstige nutsprestaties. Een uitgaaf kan
een ëénmaiige nutsprestatie leveren, d.w.z. een nut dat beperkt
blijft tot één begrotingsperiode. Deze wordt als een gewone uit-
gaaf beschouwd.
Werpt een uitgaaf over een aantai jaren zijn nut af, dan zien
wij dit.als een kapitaalsuitgaaf. De kosten komen dan gedurende
een aantai jaren via rente en afschrijving ten laste van de ge-
wone dienst.
în verband met de circulaire van gedeputeerde staten van 7 augustus
1957, afd. 3a. nr. 287, worden in de primitieve begroting geen ka-
pitaalsuitgaven opgenomen.
1.4.2. De meerjarenbegroting.
De in de jaarbegroting opgenomen bedragen worden geëxtraooleerd
naar de volgende vier jaren. Daarbij wordt uitgegaan van constante'
prijzen d.w.z. dat geen rekening wordt gehouden met inflatie.
Het gaat daarbij alleen om de gewone dienst, omdat uit de resultaten
daarvan moet blijken of er in de toekomst ruimte bestaat voor nieuwe
aktiviteiten of rente en afschrijving (kapitaallasten) van nieuwe
investeringen. In de loop der jaren blijkt de op deze manier samen-
gestelde op ongewijzigd beleid gebaseerde meerjarenbegroting een
gunstiger beeld te gaan vertonen. Dit is het gevolg van het feit,
dat de kapitaallasten tengevolge van afschrijving lager worden.
Deze dalende tendens is sterker dan de stijgende tendens waarmee
- 6 -