29
Uit de begripsomschrijvine van 'tot hc\\ (iiiiiix bcstenut"chonw volet dnt onder
dit begiip gebouwen (of gedeellcn van gebouwcn) vallcn die ceen andere be-
stcmming hebbcn dan:
- permanentc huisvesting te verlenen aan zelfstandig wonende personen. al of
nict in gczinsverband tnoii/kiIc woontn'honw cit). dus al of niet vrijstaande ccn-
f>cz.insliniz.cn cn inccrticzinslinizcnalsmede woninccn inci hiizoinlcrc hc-
sicimniinz. al of niet decl uitmakende van serviceflats voor bijv. bejaarden. in-
validcn. vrijgezellcn of vei plecgsters:
- permancnle huisvesting te verlenen aan niet geheel zelfstandig wonende per-
soncn (cchtparen. alleenstaanden of groepen van personen). dus hijzonJcre
wootifzchouwcn (met wooneenheden zonder eigen kookkeuken) zoals pen-
siontehuizcn. bejaardenoorden en woonoordcn voor (buitcnlandse) arbeiders:
ook wecshuizen en woongedeeltcn vnn kloostcn inlernaten c.d. vallen in
dezc categoric.
Of bewoning als 'permanent" moet wordcn aangemerkt is in hoge mate afhan-
kelijk van de aard van het gcbruik. Collectieve huisvesting. die langerduurt dan
cen maand. kan in het algemeen als permancnte bewoning worden beschouwd;
het gebruik van een seizoenwoonverblijf zal echter pas als permanente bewo-
ningaangcmerkt kunnen worden als het na het zomerseizoen wordt s oortgezet.
Voor een woonkeet kan tijdelijke bewoning zelfs wel enige i.aren duren.
In de praktijk zullen zich ongetwijfeld grensgevallen voordoen. Zo zal een ka-
zerne voor beroepsmilitairen ktmnen worden aangemerkt als een tot bewoning
besicmd gebouw, terw ijl andere kazernes doorgaans als logiesgebouw aange-
merkt kunnen worden.
Als in een hotel personen permanent worden gehuisvest. zal daartegen op
grond van de Verordening op de verblijfsgebouwen opgetreden moeten wor-
den, tenzij die personen de beschikking hebben over een appartement dat vol-
doet aan de eisen die aan een woonecnheid van een bijzonder woongebouw
wordcn gesteld.
Bchalve naar hun hcsteinining worden 'tot bewoning bestemde gebouwen
(woongebouwen) in deze verordening onderscheiden naar hun cr\chijnin<>s-
vonn in:
- hoge woongebouwen
- lage woongebouwen
- eengezinshuizen.
Dit ondcrscheid in verschijningsvorm is in hct bijzonder van belang in verband
met de eisen van brandveiligheid en vcntilatie die aan tot bewoning bc-temde
gebouwen worden gesteid.
Uit de bcgripsomschrijving van 'nicl lol hcwonine hcstenni ychonw' solgt dat
onder dit begrip gebouwen (of gedeelten van gebouw en) vallen. die niet dienen
tot permanente bewonîng maar tot het verlenen van:
- tijdelijke dan wel periodieke huisvesting aan een gezin of een daarmee gelijk