2e afd. 26 mei 1983 66 van betaling; c. bij faillietverklaring van geldneemster en bij aanbieding van een akkoord buiten fai11issement door geldneemster; dbij eigen aangifte door geldneemster als bedoeld in artikel 1 der Faillissementswet; e. bij beslaglegging, hetzij conservatoir of executoriaal op eigen- dom van geldneemster; f. ingeval van verliês van rechtspersooniijkheid, liquidatie, fei- telijke liquidatie of ontbinding van geldneemster. Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voor- vallen van een der vermelde gevallen van onmiddel1ijke opeisbaar- heid, alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware ingebreke gesteld. Geldneemster zal, zodra één of meer der feiten plaatshebben, welke ingevolge het in dit artikel bepaalde de geldlening opeisbaar doen zijn, geldgeefster daarvan onverwijld in kennis stellen. In geval van opeising ingevolge het in dit artikel bepaalde, is geldneemster onverminderd het in dit artikel bepaalde, een terstond opeisbare vergoeding verschuldigd van het opeisbaar geworden bedrag van 5% indien van opeising sprake is vöôr 6 juni 1998 en een ver- goeding van 3% indien van opeising sprake is op of na 6 juni 1998. Indien geldneemster de verschuldigde rente en/of aflossing betaalt zal het ingebreke zijn en de opeisbaarheid worden geacht niet te hebben bestaan, één en ander onverminderd het in artikel 6 bepaalde ten aanzien van de boete van ÎJX per maand. Artikel 8 De uitoefening door geldgeefster van de uit deze overeenkomst voort- vloeiende rechten, de tijdstippen waarop en de volgorde waarin deze zullen worden uitgeoefend, is ter keuze van geldgeefster, zonder dat het niet uitoefenen van enig recht kan worden uitgelegd als zou geldgeefster van dat recht afstand hebben gedaan. Artikel 9 Geldgeefster behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst tijdstip van de looptijd der lening deze in zijn geheel of in ge- - 5 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1983 | | pagina 107