2e afd. 25 november 1983 128
c. het personeel bij een instelling van onderwijs dat werkzaam is in
dienst van een gemeente en waarvan de bezoldiging bij gemeentelijke
verordening is geregeld.
2. Het bestuur is voorts bevoegd onder door hem te stellen voorwaarden
als deelnemer toe te laten:
a. de burgemeester van een gemeente, alsmede de naar het oordeel van
het bestuur met deze vergelijkbare ambtsdrager van een openbaar
lichaam, bedoeld in het eerste lid, onder a, van dit artikel;
b. degene, die als wethouder, op grond van door de Minister van Bin-
nenlandse Zaken gehanteerde normen geacht wordt voor de uitoefening
van het wethouderschap een volledige dagtaak te vervullen, alsmede
een naar het oordeel van het bestuur vergelijkbare politieke ambts-
drager van een openbaar lichaam, bedoeld in het eerste lid, onder a,
van dit artikel
c. degene, die in meer dan één arbeidsverhouding bij één of meer ge-
meenten of lichamen werkzaam is, indien die kombinatie van werkzaam-
heden vergelijkbaar is met een betrekking, bedoeld in artikel 1,
1id 1onder h;
d. degene, die op het tijdstip van toetreding van de gemeente, c.q.
toelating van het lichaam reeds in het genot is van pensioen of
wachtgeld op grond van een laatstelijk bij die gemeente of dat
lichaam vervulde betrekking;
e. degene, die het deelnemerschap door uittreding dan wel opheffing
van een gemeente of opheffing van het lichaam, als bedoeld in het
eerste lid, heeft verloren, mits gebleken is, dat hij niet op een
naar het oordeel van het bestuur redelijke wijze tegen de finan-
ciële gevolgen van ziekte kan worden verzekerd en de toelating
binnen drie maanden na de ingang van die uittreding of opheffing
wordt gevraagd;
f. degene, wiens genot van wachtgeld is geëindigd en die uitzicht
heeft op een binnen 10 jaar ingaand ouderdomspensioen;
g. degene, bedoeld in artikel 3, onder b, c en d, wiens deelnemerschap
op grond van artikel 7, sub d, is geëindigd, mits de toelating wordt
gevraagd binnen één maand na beëindiging van de verplichte verzeke-
ring;
-5-