4e afd.
26 januari 1984
3
b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegen-
heden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c1. buiten de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan, deponeren, lozen of storten van a) dan niet
afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voor-
werpen, stoffen of produkten, alsmede het aanleggen of in-
richten van opslag-, stort- of bergplaatsenbehoudens voor-
zover één en ander noodzakelijk is:
- in verband met het beheer gericht op de instandhouding van
de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van
de gronden, of in verband met de uitoefening van het bos-
bedrijf en één en ander bovendien niet betreft afgedankte
of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen,
stoffen of produkten; of
- voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, indien en
voorzover deze uitoefening reeds plaatsvond op het tijd-
stip van inwerkingtreding van dit besluit en één en ander
bovendien betreft niet-afgedankte landbouwvruchten en pro-
dukten;
2. binnen de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan of deponeren buiten de gebouwen van ëén of meer
aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen,
alsmede het opslaan van gerede of onklare machines, voer- of
vaartuigen, dan wel het aanleijgen of inrichten van opslag-
plaatsen daarvoor;
d. het aanleggen of inrichten van sport-, wedstrijd- of speelter-
reinenbanen, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, lig-
of speelweiden, zwcmgeltgenheden en baad- of speel/ijvers
e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, kon-
strukties, installaties of apparatuur, met uitzondering van erf-
scheidingen met een maximale hoogte van 75 cm; onder leidingen,
konstruktiesinstallaties of apparatuur worden mede begrepen
rekreatieve voorzieningen met uitzondering van eenvoudige voor-
zieningen als een bank, afvalbak of wegwijzer; onder leidingen,
konstruktiesinstailaties en apparatuur worden niet begrepen
-4-