4e afd. 28 juni 1984 66 36-40 41-45 meer dan 45 30 33 36 -17- ARTIKEL 119 Geluidwering van de gevel van gebouwen 1De geluidwering van de gevel van een tot bewoning bestemd gebouw moet ter voorkoming of beperking van geluidhinder in geluidgevoeiige ruimten in dat gebouw, ten minste gelijk zijn aan 20 dB(A). 2. De geluidwering van de gevel van een tot bewoning bestemd gebouw, waarvan de geluidbelasting meer dan 55 dB(A) is, moet, voor zover deze gevel dient ter bescherming van een geluidgevoelige ruimte in dat gebouw, ten minste gelijk zijn aan het verschil tussen de waarde van de geluidbelas- ting van de gevel en 35 dB(A). 3. De geluidwering van de gevel van een geluidgevoelig gebouw moet, voor zover deze gevel dient ter bescherming van een geluidgevoelige ruimte in dat gebouw, ten minste gelijk zijn aan het verschil tussen de waarde van de geluidbelasting van de gevel en 35 dB(A). Ingeval in een geluidgevoelige ruimte bijzondere geluidgevoelige activi- teiten plaatsvinden, moet de geluidwering van de gevel van een geluidge- voelig gebouw, voor zover deze gevel dient ter bescherming van die ruimte in dat gebouw, ten minste gelijk zijn aan het verschil tussen de waarde van de geluidbelasting van de gevel en 30 dB(A). 4. De geluidwering van de gevel van een tot bewoning bestemd gebouw, waarvan de geluidbelasting van de gevel meer dan 35 Kosteneenheden is, moet, voor zover deze gevel dient ter bescherming van een geluidgevoelige ruimte in dat gebouw, ten minste gelijk te zijn aan de in onderstaande tabel aangegeven waarde, vermeld in de tweede kolom. Geluidbelasting van de gevel Ten minste vereiste geluid- in Kosteneenheden wering in dB(A) 5. De geluidwering van de gevel van een geluidgevoelig gebouw, waarvan de geluidbelasting van de gevel meer dan 35 Kosteneenheden is, moet, voor zover deze gevel dient ter bescherming van een geluidgevoelige ruimte in dat gebouw, ten minste gelijk zijn aan de waarde, vermeld in de tweede kolom van de tabel, opgenomen in het vierde lid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1984 | | pagina 151