4e afd.
28 juni 1984
66
ARTIKEL 62
De toelichiing op het ontstuan van lid 1onder b, wordt vervangen door de vol-
gende toelichtingen op het ontstaan van lid 1onder b, en van lid 2, onder b:
Lid Ionder h. Hier is een aantal van twee kamers genoemd als minimum voor
een woning, gezien het tegenwoordig veelvuldig voorkomen van één- en twee-
persoonshuishoudens. Dit leidt dus tot een woning met één woonkamer en één
slaapkamer. Dat wordt in het algemeen een verantwoord minimum geacht,
maar dit houdt geenszins in dat dit minimum voor elke gemeente zou moeten
gelden. De statistisch vastgestelde gemiddelde omvang van de zelfstandig wo-
nende huishoudens en de aard van de reeds bestaande woningvoorraad in de
gemeente kunnen bij de vaststelling van het minimum mede in beschouwing
worden genomen. Er zij voorts op gewezen dat in gebieden, waarvoor een be-
stemmingsplan geldt, de minimumwoninggrootte indirect ook wordt beïnvloed
door de bestemmingsplanvoorschriften betreffende de kavelgrootte, de
maximumbouwhoogte en de toelaatbaarheid van meergezinshuizen.
'n één bestemmingsplan kunnen wat dat betreft zelfs uiteenlopende minima
worden genoemd, zodat per wijk of per buurt een differentiatie kan ontstaan.
Ten slotte zij er op gewezen dat het onderhavige voorschrift van de bouwveror-
dening vanzelfsprekend niet geschikt kan worden gemaakt om te bewerkstelli-
gen dat huishoudens een woning verkrijgen die bij hun gezinsgrootte past.
Lid 2, onder h. Het verbod tot het bouwen van wooneenheden met een zelf-
standige keuken is opgenomen om te voorkomen dat onder de naam wooneen-
heden woningen zonder eigen sanitaire voorzieningen zullen worden ge-
bouwd.
De wenken voorde toepassing van lid 4, lid 4, onder b 1, en lid 4, onder c, wor-
den vernummerd tot lid 5, lid 5, onder b Ien lid 5, onder c.
Toegevoegd wordt een wenk voorde toepassing van lid 5, onder e, luidende:
Liil 5, onder e. Er kan van worden uitgegaan dat een aanvaardbare toestand
wordt verkregen indien een zogenaamd Frans balkon wordt gemaakt. Ook is
het denkbaar dat aan de vrijstelling de voorwaarde wordt verbonden dat de be-
woners de beschikking hebben over een goed bezonde buitenruimte die elders
is gelegen in het gebouw waartoe de woning behoort.
ARTIKEL 65
Van de wenken voor de toepassing wordt de eerste zin vervangen door:
Als besloten ruimten onder de laagste vloer van een gebouw worden wel zoge-
naamde kruipruimten beschouwd maargeen kelders, omdat een bodemafslui-
ting niet als vloer wordt aangemerkt.
-51-