4e afd.
28 juni 1984
63
Eensoortige vegetaties „,et seherpe onderlinge grenren duiden op een scherpe
dtseontinuiteit in bodemeigensehappen. of op sterke wisselende groeiomstan-
d.gheden. Ook in pionier situaties komen vaak eensoortige vegetaties voor
(zie vau Leeuwen 1966).
Omdat in moerasgebieden 2owei scherpe grenzen in de bodem (bijvoorbee.d de
grens tussen water en land) en wisselende waterstanden niet zeldzaam zijn,
is he. voorkomen van eensoortige vegetaties in dergelijke gebieden niet on-
gewoonIn botanisch waardevolle moerassen zijn het de stabielere plaatsen
die een meer gedifferentieerde vegetatie dragen. In het onderzochte gebied
"ijn dit soort waardevolle vegetaties (nog) „iet aan te treffen. Verkla-
r.i.gen hiervoor moeten gezocht worden in het feit dat het gebied vroeger
als cultuurland is gebruikt. de voor de ontwikkeling van meer gedifferen-
l.eerde vegelat.es te korte tijd.die verstreken is sinds de inundatie en
de grote voedselrijkdom van het water uit de ringvaart.
°P dU u8e»bl'k ^ij" in het gebied de volgende vegetat ie-typen aan te
treflen (Facies ëénsoortige vegetatie).
1) lacies van Phragmitis australiT riet
2) facies van Typha angustifolia - kleine lisdodde
I) facies van Typha latifolia - grote lisdodde
4) facies van Clyceria maxima - Liesgras
facies van Juncus effusus pitrus
6) facies van Juncus inflexus - zeegroene rus
7) fac.es van Juncus subnodulosus - padderus
8) facies van Carex acutiformis - moeraszegge
9) facies van Scirpus maritimus - zeebies
10)fac.es van Scirpus lacustris mattenbies
IDfacies van l'halaris arundinacea rietgras
2" U' 9 en 10 worden door Westhoff en den lleld (1969) alle tot het
Phragm.tion riet verbond gerekend. Ilet zijn of pionierstadia in de ver-
landing „f vegetaties die kenmerkend zi in voor
1 VOür voedse1rijkedoor mense-
lijk ingrijpen gestoorde plaatsen.
-116-