4e afd.
28 juni 1984
63
a. daardoor de gebruikswaarde van het te hebouwen erf niet oneven-
redig wordt geschaad;
b. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaaide in lid 3 ten aanzien
van het te bebouwen gedeelte van de gronden;
c. de goothoogte niet wordt teruggebracht tot beneden 2.50 in.
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
van
a. het bepaalde in lid 3 onder a voor het vergroten van de maxiitiaal
toelaatbaar te bebouwen oppervlakte, met dien verstande dat:
1. vrijstelling uitsluitend mag worden verleend ten behoeve van
de bouw van aanbouwen aan de zijgeveî van cen eindwoning;
2. van de bij een eindwonipg behorende gronden met de in lid I
bedoelde bestemming ten hoogste 40% mag worden bebouwd met een
maximum van 40 m2.
b. het bepaalde in lid 3 onder b voor het vergroten van de maximaal
toelaatbaar te bebouwen oppervlakte ten behoeve van de bouw van
praktljkruimten behorende bij een woonhuis op de aangrenzende be~
bouwingsstrook, tot een maximum van 50 m2
6. Een vrijstelling als bedoeld in lid 5 wordt niet verleend, dan
nadat de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting is
gehoord en dan nadat belanghebbenden gedurende 30 dagen in de gelegen-
heid zijn gesteld daartegen schriflelijk bezwaren in te dienen.
-32-
i