4e afd.
28 juni 1984
63
c. van zodanig ondergeschikt beiang en van zo geringe omvang zijn,
dat aan de in 1id 1 genocmde waarden geen afbreuk wordt gedaan;
d. zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de
zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen oplcveren waarvoor
ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de minister van
cultuur, recreatie en maatschappelijk werk is vereist, dan wel han-
delingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in
artikel 14 van die wet.
e. dient ter instandhouding of voitooiing van werken die op de dag
van het van kracht worden'van het plan reeds bestaan of in uit-
voering zijn genomen.
7. Onverminderd het bepaalde in lid 6 geldt het in 1id 3 onder d be-
doelde verbod niet, indien en voorzover op de in lid 3 onder d bedoeldc
werkzaamheden de Ontgrondingenwet of de krachtens die wet vastgestelde
voorschriften van toepassing zijn.
8. Onverminderd het bepaalde in lid 6 geldt het in lid 3 onder f be-
doelde verbod niet, indien en voorzover op de in lid 3 onder f bedoelde
werkzaamheden de Boswet of de krachtens die wet vastgestelde voorschrif-
ten van toepassing zijn.
9. Een vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Ruim-
telijke Ordening kan ten aanzien van de in 1id I bedoeide gronden niet
worden verleend.
-36-