4e afd.
28 juni 1984
63
e. als opslag-, stort- of bergpiaats van andere al dan niet afgedankte
voorwerpen, stoffen of produkten, buiten de erven van bedrijfsge-
bouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met
het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks boven-
dien geen afgedankte voorwerpen, stoffen of produkten betreft.
4. Indien strikte toepassing van het verbod, vervat in 1id I, leidt
tot niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkingen van het
meest doelmatige gebruik, verlenen Burgemeester en wethouders vrijstel-
1ing van dat verbod, met dien--verstande dat voor de gronden met de be-
stemming .Natuurgebied tevens geldt, dat geen vrijstelling wordt verleend,
dan nadat van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij
daartegen geen bezwaar hebben.
5. Een vrijstelling als bedoeld in lid 4 wordt niet verleend, dan
nadat de Conunissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
is gehoord en dan nadat belanghebbenden gedurende 30 dagen gelegen-
heid is geboden om tegen het voorgenomen andere gebruik bezwaren in
te dienen. Van het voorgenomen andere gebruik en de mogelijkheid voor
be1anghebbenden daartegen bezwaren in te dienen geven Burgemeester en
wethouders kennis aan de eigenaren en gebruikers van de aangrenzende
gronden en gebouwen en openbaar kennis in één of meer dag- of nieuws-
bladen die in de gemeente worden verspreid. In deze bepalingen wordt
onder belanghebbenden verstaan een ieder die persoonlijk belang heeft
bij de voorgenomen verandering van het gebruik.
-44-