103
hoort dusdanig te zijn, dat er enerzijds een gezonde concurrentie-
bestaat en dat anderzijds de kooplieden een redelijke omzet op de
markt kunnen behalen. Uit dien hoofde zullen burgemeester en wet-
houders het totaal aantal op de markt toe te laten kooplieden aan
een maximum moeten binden; dit maximum behoort te worden vastge-
steld in overleg met de instanties, welke de belangen van de ambu-
lante handel behartigen, waarbij uiteraard ook de belangen van de
burgerij niet uit het oog mogen worden verloren. Teneinde voorts
de orde op de markt te waarborgen dient de mogelijkheid te worden
geschapen, dat voor het verhandelen van bepaalde artikelen of voor
het handeldrijven op een andere wijze dan de traditionele met ge-
bruikmaking van marktkramen, afzonderlijke gedeelten van het markt-
terrein worden aangewezen. Het tweede lid van dit artikel schept
de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden voor alle of voor
een aantai branches toe te laten. Op deze wijze kan bereikt worden,
dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches
aanwezig is en kan voorkomen worden, dat teveel kooplieden van één
artikelengroep op de markt optreden.
Het bepaalde in het derde lid maakt het mogelijk een koopman een
grotere plaats toe te wijzen dan de ruimte, welke door ëén enkele
kraam wordt ingenoinen.
Ad artikel 6:
Ter verkrijging van de nodige uniformiteit op een warenmarkt is het
gewenst het plaatsen van marktkramen aan een vergunning te binden.
De marktkramenexploitatie zal, onder de nodige voorwaarden, in han-
den van een partikuliere firma worden gegeven.
Ad artikel 7:
Mede met het oog op de veiligheid van de kooplieden en van het pu-
bliek is het gewenst, dat voor de stroomlevering en voor het aan-
brengen van de verlichtingsarmaturen een terzake bevoegde instantie
of een erkende firma wordt aangewezen.
- 24 -
4e afd.
27 september 1984