98
b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 55bis der wet
per leerling vastgestelde bedrag in verband met het gemiddplde aan-
tal leerlingen der scholen over 1982 beschikbaar is gesteld voor de
sub a bedoelde uitgaven vooriopig vast te stellen op 531 2/3 x
f 667,95 f 355.126,75;
c. het verschil tussen de in sub a en b genoemde bedragen voorlopig
vast te stellen als volgt:
het bedrag sub a is f 7.958,71 minder dan het bedrag sub b;
d. op grond van de raadsbesluiten van 28 februari 1980, nr. 18, 6 mei
1981, nr. 51, gedeeltelijk gewijzigd bij besluit van gedeputeerde
staten d.d. 10 april 1984, nr. 7/73, 26 mei 1983, nr. 53a en 53b
en van dit besluit de totalen van de sub a en b bedoelde bedragen
over de jaren 1978 tot en met 1982 voorlopig vast te stellen als
volgt:
Jaar Bedrag Beschikbaar Gemiddeld aantal
werkeiijke uitgaven gesteid leerlingen
1978
f 365.599,09
f
298.709,72
712 1/3
1979
i 394.325,21
317.224,95
665
1980
i 375.467,31
355.476,41
616 1/3
1981
f 363.205,78
343.113,90
571
1982
f 347.168,04
355.126,75
531 2/3
f 1.845.765,43
1.669.651,73
3096 1/3:5=
619 4/15
e. de overschrijding per leerling over de jaren 1978 tot en met 1982
voorlopig vast te stellen op f 1.845.765,43 - f 1.669.651,73
f 176.113,70 619 4/15 f 284,39.
HEEMSTEDE27 september 1984.
De raad voornoemd
De secretaris, De voorzitter,
4e afd.
27 september 1984
f
f
f
f
f