- '17 - 2e afd. 31 januari 1985 7 De oproep daarloe zal tenminsle 3 werkdagen vôôr het tijdstip waarop de controle respectievelijk hercontrole zal plaatsvinden, ter kennis van de installateur worden gebracht 2. Dc installateur moet kosteioos aan hét bedrtjf de door dit bedrijf verlangde hulp verlenen, opdat een goede conlrole of hercontrole van de installatie of een gedeelte daarvan mogelijk is. Deze hulp kan bestaan uit het ter beschikking stellen van personen of goederen zoals gereedschap en instrumenten, nodig voor een beproeving van de installatie. 3. Indien een controle of hercontrole niet of onvoldoende kan worden uitgevoerd omdat de installateur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge het le en 2e lid van dit artikel, is de installateur aan het bedrijf het voor een hcrcontrole geldcnde bedrag verschuldigd. HOOFDSTUK III Bepalingen aangaande de drinkwalerinslallatle. Wl|ze van aanslullcn van drinkwater- en andere waterinstallaties. ARTIKEL 3.1. Algemeen. Het bedrijf bepaalt aan de hand van de VEWIN-aanbeveling 'lndeling in gevarenklassen en beveiliging van aansluitingen op het waterleidingnet' op welke wijze, onmiddellijk dan wel middellijk, drinkwaterinstallaties en andere waterinstallaties met het leidingnet van het bedrijf dienen te zijn verbonden. Voorzlenlngen ten behoeve van de drlnkwaleraansluitlng. ARTIKEL 3.2. 1. T.b.v. een drink-wateraansluiting moeten conform de Model-Bouwveror- dening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zodanige voorzie- ningen zijn getroffcn, dat het ondergrondse leidinggedeelte doeltreffend kan worden ingevoerd. 2. De toegang tot de ruimte waarin zich de meetinrichting en de andere tot de drinkwaterannsluiting behorende toestellen bevinden, mag niet op een naar het oordeel vanhet bedrijf ontoelaatbare wijze zijn belemmerd. 3. De opslellingsruimte voor de meetinrichting en de andere tot de drinkwa- tersluiting behorende toeslellen dient: a. zodanig te zijn gcdimensioneerd en ingericht dal deze apparatuur te allen tijde gemakkelijk bereikbaar is; b. solide te zijn uitgevoerd en stabiel te zijn aangebracht; c. zodanig te zijn uilgevoerd dat het binnendringen van verontreinigingen waaronder grondwater, zoveel mogelijk wordt voorkomen; d. geschikt te zijn om het ten gevolge van werkzaamheden vrijkomende water, zonder overlast te veroorzaken, op te vangen en af te voeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1985 | | pagina 63