25b
melden groepsleraren de diensttijd bepalend voor hun onderlinge
volgorde met dien verstande dat de groepsleraar met de meeste
diensttijd direkt na de ex-hoofdleidster(s) respektievelijk het
ex-hoofd (de ex-hoofden) bovenaan de lijst wordt geplaatst en
vervolgens aflopend naar de groepsleraar met de kortste dienst-
tijd die onderaan de lijst komt, terwijl in gevai van gelijke
diensttijd de jongste in leeftijd iager in voigorde wordt ge-
plaatst;
3. De in het protocoi neer te leggen afvloeiingsvoigorde van de in lid
2 genoemde groepsleraren wordt als volgt bepaald:
a. de groepsieraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op
1 augustus 1985 geen directeur is, vloeit als laatste van de
groepsleraren af; indien het om meer dan een groepsleraar gaat,
is hun diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in ge-
val van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in
volgorde geplaatst;
b. voor de overige groepsleraren worden de in lid 2 bedoelde lijsten
I en II als volgt van onderop ineengeweven:
1. onderaan de groepsleraar met de kortste diensttijd, ongeacht
de lijst waarop de groepsleraar is vermeld; en in geval van
gelijke diensttijd komt de jongste in leeftijd het eerst in
aanmerking;
2. vervolgens de groepsleraar van de andere lijst met de kortste
diensttijd - en in geval van gelijke diensttijd komt de jong-
ste in leeftijd het eerst in aanmerking - en vervolgens om en
om, met dien verstande dat
3. wanneer een groepsleraar van lijst I aan de beurt is, die meer
diensttijd heeft dan de volgende(n) van lijst II, deze laatste(n)
voorgaat(n).
4. Bij beëindiging van de door het bevoegd gezag verstrekte aanstelling
aan de desbetreffende basisschool, vervalt de plaats van de groepsle-
raar op het protocol.
5. De groepsleraar die overeenkomstig de artikelen 2 en 3 voor afvloeiing
in aanmerking komt, wordt voor ontslag overgeslagen, indien deze op
het prctocol een hogere dan de laatste plaats inneemt, met inachtne-
ming van het in artikel 2, lid 4, bepaalde.
6. Het vijfde lid is niet van toepassing op de groepsleraar die aan het
bevoegd gezag schriftelijk te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen
afvloeiing te hebben, met inachtneming van het in artikel 2, lid 4,
bepaalde.
Artikel 5 Hardheidsclausule
1. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de
school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de
overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 bepaalde volgorde worden afge-
weken, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen
afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald
vooraf vastgesteld en aan belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.
2. Aan het bepaalde in het vorige lid wordt voorzover het omvangrijke
afwijkingen betreft slechts uitvoering gegeven na overleg met belang-
hebbenden en na de daarvoor in aanmerking komende organisaties van
onderwijzend personeel en de medezeggenschapsraad (gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad) te hebben gehoord.
- 6 -
2e afd.
28 februari 1985