46
28 februarl 1985
raadsgebeuren is zo met elkaar verweven dat die scheidingen niet meer zo
duidelijk zijn te trekken en daarom is het een heel goede zaak dat we dat
hier in dit forum in het openbaar op een vrlj persoonlijke manier met el-
kaar plegen te doen.
Toen de heer Van Amerongen in 1976 aantrad in de raad, u neemt als zoda-
nig niet afscheid maar ik wil het toch even releveren, want u had al een
lange rit achter de rug toen u in het college kwam en de zeer geroutineer-
de rijksambtenaar Jager, met al zijn begaafdheden als juridisch verbaal,
politicus, vervangen moest worden door zijn benoeming in Culemborg, toen
trad er bij zijn opvolging een totaal ander mens 1n de gelederen.
Dat is altijd het boeiende bij iedere wisseling, vandaar dat we ons nu
al verheugen op de nieuwe situatie met mevrouw Noorman, dat zal ook wel
heel anders zijn. De veranderingen zijn toch per wisseling erg groot.
Dat is ook wel enigszins een punt dat nu door mij heengaat; we hebben
nogal wat wisselingen achter de rug. Vandaag worden we er wel heel bij-
zonder mee gekonfronteerd, maar als we ook nog eens de recente wisseling
van de heer Reeringh in herinnering halen, dan hebben we toch de afge-
lopen maanden tegen een stootje moeten kunnen. Gelukkig zijn er een groot
aantal mensen met routine aanwezig. We hebben in Heemstede de bestuurs-
school Hageveld; ik heb wel eens het gevoel dat het gemeentehuis hier een
soort van bestuurspraktikum is onder leiding van de secretaris, die hier,
om maar geen andere mensen te noemen, zo in de praktijk wat voorwerk ver-
richt voor andere instanties in Nederland. Bij een voetbalklub krijg je
dan nog transfersituaties, maar dat is er bij ons ook niet bij.
Maar goed, het werk wordt door iedereen met liefde gedaan en voor die si-
tuatie stond de heer Van Amerongen ook toen hij de collegekamer 1n juni
1982 voor de eerste keer betrad.
Het is wel duidelijk dat de heer Van Amerongen het heeft moeten doen van-
uit twee werelden: Velsen en Heemstede. Ik wil op voorhand zeggen dat
hem dat voortreffelijk gelukt is. Desalniettemin heeft hij toch wel zijn
periode gekenmerkt. Ik heb vaak bewondering gehad voor de manier waarop
die twee werelden op onnavolgbare manier konden worden gediend.
De heer Van Amerongen is een persoonlijkheid waarin een zekere ambivalen-
tie zit. Als je hem zo ziet binnenkomen met telkens weer een nieuwe trui,
op een bepaalde manier kijkend, aan de ene kant het kenmerk van de in-
teilektueel die nog net in de zestiger jaren heeft gestudeerd, aan de an-
dere kant weer wat milder dan de generatie die daar vlak aan vooraf ging,
financieel toch wel behoorlijk nuchter ingesteld, als socialist in een
rechts klimaat ook bewogen met de zaak, zij het wat afstandelijk vaak.
Een zekere mildheid is hem eigen, het is niet de bewogenheid die vaak
met botheid gepaard gaat. Ik heb niets tegen botte mensen want die zijn
vaak bewogen, maar hij heeft een wat afstandelijke bewogenheid en zo
heeft hij zijn eigen rustige stempel gezet in dat gedoe van burgemees-
ter en wethouders, waar wij ons plegen bezig te houden. Het is een vrij
intensief gedoe en in dat rechtse klimaat heeft hij zich aardig staande
weten te houden. Ik heb natuurlijk ook dat boekje, dat ik zojuist al
noemde, weer eens geraadpleegd. Daarin gaf hij wat meer aanknopingspun-
ten dan mevrouw Noorman; hij heeft namelijk een beschouwing gegeven over
onze manier van werken, over het besturen. Daar zegt hij tenslotte:
"We gaan gepast, beheerst en rationeel met elkaar om, veel emoties wor-
den meestal niet getoond. De vraag is of dat goed 1s. In ieder geval is
het verfrissend de nestor van de raad, de heer Albrecht, te horen brom-
men: daar heb je die rooie weer." Dat even terzijde, maar typerend voor
de heer Van Amerongen is dacht ik die twijfel van de vraag of dat goed