4e afd.
2 mei 1985
38
c. 1. buiten de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet af-
gedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voor-
werpen, stoffen of produkten, alsmede het aanieggen of in-
richten van opslag-, stort- of bergplaatsen, behoudens voor-
zover één en ander noodzakeiijk is:
- in verband met het beheer gericht op de instandhouding van
de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van
de gronden, of in verband met de uitoefening van het bos-
bedrijf en één en ander bovendien niet betreft afgedankte
of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen,
stoffen of produkten; of
- voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, indien en
voorzover deze uitoefening reeds plaatsvond op het tijd-
stip van inwerkingtreding van dit besluit en êên en ander
bovendien betreft niet-afgedankte landbouwvruchten en pro-
dukten;
2. binnen de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan of deponeren buiten de gebouwen van éên ot meer
aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen,
alsmede het opslaan van gerede ot onkiare machines, voer- of
vaartuigen, dan wel het aanleggen of inrichten van opslag-
plaatsen daarvoor;
d. het aanieggen of inrichten van sport-, wedstrijd- of speelter-
reinen, banen, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, lig-
of speelweiden, zwemgelegenheden en baad- of speeivijvers;
e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, kon-
strukties, instailaties of apparatuur, met uitzondering van erf-
scheidingen met een maximale hoogte van 75 cm; onder ieidingen,
konstruktiesinstallaties of apparatuur worden mede begrepen
rekreatieve voorziemngen met uitzondering van eenvoudige voor-
zieningen als een bank, atvalbak of wegwijzer; onder leidingen,
konstrukties, installaties en apparatuur worden niet begrepen
voorzieningen, die noodzakelijk zijn voor of verband houden met
-3-