166
27 juni 1985
plan voor de toekomst in ieder geval iets aan gedaan worden.
Sprekers fraktie wil toch ook nogmaals benadrukken dat bewoners bij het ter
visie leggen van een eigen bestemmingsplan in het algemeen attenter zullen
reageren dan bij het ter visie leggen van een paraplu-bestemmingsplan zoals
het onderhavige.
Zijn fraktie kan wel instemmen met het plan.
De heer Lefebvre vindt dit wel een belangrijk besluit, juist voor
voordeurdelers, want de bebouwingsvoorschriften bieden daarmee toch ook
wel de mogelijkheid om, als men maar één voordeur heeft een tweede voor-
deur erbij te bouwen en als dat nu niet meer kan volgens deze voorschrif-
ten, dan wordt alweer een weg afgesneden om op een legale manier aan de
moei1ijkheden van de wet te ontkomen. Het is een bijzonder besluit voor
het grondgebied van de hele gemeente, behalve dan voor die gebieden waar
nieuwe recente plannen voor zijn vastgesteld. De instanties aan wie het
besluit om kommentaar is gezonden refereren dan ook aan "Het plan", aan-
gezien overeenkomstig de procedures van de wet op de ruimtelijke orde-
ning is gehandeld en daaraan volgend kan deze raad dat dan thans vaststel-
len.
Spreker merkt op dat vrij algemeen de opvatting heerst dat een veel te
groot gebruik wordt gemaakt van de vrijstellingsbevoegdheid door burge-
meester en wethouders, zoals geregeld in artikel 19 van de wet op de ruim-
telijke ordening en artikel 50 van de Woningwet. Gedeputeerde staten spre-
ken van een oneigenlijk gebruik en sommigen spreken zelfs van misbruik.
De gemeente kan echter kennelijk niet zonder zo'n vrijstel1ingsbevoegd-
heid eri gedeputeerde staten zijn er ook nog met hun verklaring dat er
geen bezwaar tegen bestaat. De algemene verklaring van gedeputeerde sta-
ten die tot nu toe geldt voor kleine bouwplannen, verbouwingen en aan-
bouwingenloopt nu ten einde. Misbruik van een artikel 19-procedure is
dan van de baan, mits alle oude planologische plannen een grote beurt
hebben gehad.
Volgeris de toelichting zou gedeputeerde staten een termijn van drie jaar
daarvoor voldoende vinden. En hier komt weer duidelijk een verschil tus-
sen theorie en praktijk naar voren; voor een kleine 40 plannen - het zijn
er 39 - hebben we het niet gehaald, vandaar dat nu de aanvullende voor-
schriften als noodverband en als tijdelijke maatregel nodig zijn.Zo'n
tijdelijke maatregel is vaak een zeer lang leven beschoren evenals de
oude uitbreidingsplannen trouwens die er door worden aangevuld. Spreker
gelooft dat de aanvullende voorschriften met grote zorgvuldigheid zijn
opgesteld. Er is voorzover nodig met kommentaar rekening gehouden. Hij
hoopt dat dit ook verwerkt zal worden in de nieuwe bestemmingsplannen,
waar de aanvullende voorschriften onderdeel van zullen uitmaken.
Tenslotte merkt spreker op dat ook nog in een aantal gebieden de uitbrei-
dings- en aanbouwmogelijkheden door deze aanvullende voorschriften be-
perkt zullen worden. De voorschriften worden echter niet gepresenteerd
als een verruiming maar als een algemeen toepasbare regeling. De moge-
lijkheid om in speciale gevallen een vrijstelling te vragen volgens ar-
tikel 19 van de wet op de ruimtelijke ordening blijft bestaan, maar dan
ook echt als een uitzondering.
Sprekers fraktie kan in elk geval instemmen met dit voorstel