91 slechts tegen betaling van een vergoeding van vijf procent van het extra af te lossen bedrag, indien de aflossing plaatsvindt vôôr 1 oktober 2000, terwijl dat gedurende de verdere looptijd van de lening slechts mogelijk zal zijn tegen betaling van een vergoeding van drie procent van het extra af te lossen bedrag. Geldnemer zal van zijn voornemen tot extra-aflossing van de lening tenminste zes inaanden tevoren aan geldgever schriftelijk kennis geven. Deze kennis- geving is onherroepelijk en verplicht geldnemer op de gestelde datum de extra-aflossing te doen. De bedragen overeenkomstig dit artikel afgelost, zullen gerekend worden allereerst te zijn betaald in mindering van de laatste aflossingstermijn, daarna van de voorlaatste en zo vervolgens. Artikel 4. Alle aan geldgever verschuldigde betalingen zullen geschieden op zijn kantoor te 's-Gravenhage of bij een nader door geldgever aan te wijzen betaalkantoor. De betalingen zullen geschieden in Nederlands geld, zonder korting of schuld- vergelijking en zonder kosten voor geldgever. De betalingen zullen gerekend worden allereerst te zijn geschied voor de voldoening van de kosten, vervolgens van de boeten, daarna van de vergoedingen vervolgens van de renten en het laatst van de hoofdsom. Artikel 5. Indien geldnemer het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal hij aan geldgever, boven de in artikel 1 genoemde rente, betalen, als boete, een bedrag gelijk aan vijf procent per jaar van het achterstal1ige bedrag over de tijd van de nalatigheid. Artikel 6. Het onafgeloste deel van het bedrag van de lening is, met de rente en de kosten, onmiddellijk opeisbaar bij niet-nakoming door geldnemer van êén of meer van de in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbintenissen, tenzij geldnemer, na door geldgever aan zijn verplichtingen te zijn her- innerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst van die herinnering het -4- 2e afd. 26 september 1985

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1985 | | pagina 38