31 oktober 1985
242
En als men de beperklng zou gaan opnemen in het kader van de gedachten-
gang die spreker zojuist schetste dan zou men de situatie gaan kreëren
dat de burgemeester van Haarlem voorzitter wordt van een gewestelijke
regeling met de andere burgemeesters zonder stemrecht.
Spreker meent dat een beperking van het stemrecht ten aanzien van een
bepaalde kategorie leden zich niet naar de wet gedraagt en niet voor
goedkeuring vatbaar zal zijn. Het college heeft dat nog eens afge-
checkt,- zowel bij het gewest als bij binnenlandse zaken. Hen meent dat
zich dat eigenlijk niet naar de wet gedraagt. Men zou een soort ober-
burgermeister van Haarlem gaan krijgen, die alle rechten heeft en de
andere burgemeesters zijn of niet gekozen omdat men ze niet wil kiezen
of ze komen daar met een zekere beperking in.
Desalniettemin zit er een zekere spanning in de positie. Omdat de wet
tegelijkertijd ook aan de gemeenteraad overlaat of de burgemeester al
dan niet gekozen moet worden treedt er een verhouding op van iedere
burgemeester ten opzichte van zijn eigen gemeenteraad. Spreker vindt
dat 9een fraaie vorm, daar het burgemeesterschap in Nederland uniform
geregeld îs. Oe burgemeester in Tjerksteradeel en de burgemeester in
Amsterdam hebben exakt dezelfde positie, desalniettemin introduceert
de wetgeving hier dat verschil en daar zit men nu eenmaai mee.
Spreker vindt wel dat in de verhouding van een burgemeester die geko-
zen moet worden past dat de burgemeester aangeeft op welke manier hij
bij een eventuele benoeming - dat is nu niet aan de orde, maar het
gaat nu om de theorie - zich voorstelt te funktioneren. En dan meent
hij dat in het kader van het plaatje dat hij zojuist schetste - in-
derdaad heeft Heemstede altijd gekozen voor dat verschil in benadering
in de politieke samenstel1ing van de gewestelijke samenwerking, niet
past dat een burgemeester politiek zou gaan optreden in de Kennemer-
raad. Oaar past ook niet in dat een burgemeester zich zou aansluiten
bij de fraktie van zijn eigen partij of iets van dien aard, daar past
in een optreden waarin hij het woord kan voeren, waarin hij zijn in-
vloed kan uitoefenen voorzover hij dat heeft en dat hij niet. alleen
titre personnelmaar ook in bepaalde gevallen namens de gemeente kan
spreken en dat kan de burgemeester in sommige gevailen goed doen.
Maar hij denkt dat dan de vraag gesteld mag worden door de gemeenteraad
aan zo'n burgenieesterin de konstruktie die er nu eenmaal is, of hij
van plan is van het stemrecht gebruik te maken. Spreker meent dat het
funktioneren van een burgemeester in die kontekst eigenlijk ook ver-
biedt dat hij lid van een fraktie is. Hij moet zijn invloed kunnen heb-
ben maar dan dient hij zich van stemming te onthouden. Nu is dat zelfs
een theoretisch punt want er wordt praktisch nooit gestemd.
Spreker heeft in zes jaar nooit een stemming in de Kennemerraad meege-
maakt, althans hij herinnert zich dat niet.
Dat is misschien theoretisch een onvolkomenheid, maar spreker denkt dat
de plaatselijke regionale inkleuring van bepaalde tradities rechtvaar-
digt dat er hier en daar vormen gaan ontstaan die wat afwijken in de
praktijk, zonder dat ze in strijd zijn met een wettelijke bepaling.
De heer Solleveld merkt op dat de heer Borghouts hem in de mond
heeft. gelegd dat hij zich in de commissie voor algemene bestuurszaken
aangesloten zou hebben bij de opmerking dat de burgemeesters wel lid
van de raad zouden kunnen zijn maar geen stemrecht zouden hebben
Hij stglt de heer Borghout.s voor om te zijner tijd samen de notuîen