139
"Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u mede, dat het daar-
bij toegezonden ontwerp-bestemmingsplan mij geeri aanleiding geeft tot
het maken van opmerkingen"
9. Hoofdingenieur-Direkteur van de Provinciale Waterstaat Noord-Holland.
Door deze instantie vierd bij brief d.d. 11 januari 1980 als vofcgt
geroageerd:
"Het ontwerp van het bestemniingsplan "Glip 1", dat ik bij uw bovenver-
melde brief heb ontvangen, geeft mij slechts aanleiding u te wijzen op
de volgende twee punten waarop de plankaart mijns inziens wellicht moet
worden gekorrigeerd
Profiel 3: linkerzijde: tekst "openbare en bijzondere doeleinden" wij-
zigen in "woondoeleinden"
Profiel 4: links van de middenberm: de 14 m brede strook "verkeer"
splitsen in een 7 m brede strook "verblijfsgebied" en een
7 m brede strook "verkeer".
De kaart is op de bovengenoemde punten aangepast.
10. Inspekteur van de Ruimtelijke Ordening in de provincie Utrecht en
Moo'rd-Hol land.
Door deze instantie werd bij brief d.d. 31 jariuari 1980 als volgt
gereageerd:
Met betrekking tot het ontwerp-bestemmingsplan "Glip I" inerk ik in het
kader van het overleg ex artikel 8 van het Besluit R0 het volgende op.
"De gronden waarop de bebouwing van het toekomstig woongebied UW II is
geprojekteerd liebben bij de partiële herziening vari het streekplan voor
Zuid-Kerinemerland zoals vastgesteld op 23 januari 1978 de bestemming
beperkt. agrarisch gebruik gekregen. In het op 14 juni 1979 vastgestëlde
streekplan Amsterdam-Noordzeekanaalgebied geldt voor dezelfde gronden
de bestemming agrarisch gebied. Dus noch in het. vigerend streekplan
Zuid-Kennemerland, noch in het reeds vastgestolde streekplan Amsterdam-
Noordzeekanaalgebied geldt voor deze gronden de bestemming wonen. Aan
deze afwijking van het streekplan wordt in de toelichting geen aandacht
besteed.
Zoals reeds op blz. 3G vermeld is het streekplan Amsterdam-Noordzee-
kanaalgebied 9 mei 1980 van kracht geworden.
In het streekplan Ainsterdani-Noordzeekanaalgebiedwelk plan de ruimte-
lijke ontwikkelingen in Zuid-Kennemerland in een groter verband stelt,
wordt omtrent de stedelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied het
volgende opgemerkt:
Bij het beoordelen van de ontwikkel ingen die zich in en om het laride-
lijk gebied van het Amsterdam-Noordzeekanaa1 in de periode 1980-1990
zouden kunnen gaan voordoen, staat de handhaving van de kwaliteit. van het
- 50 -
4e afd.
19 december 1905