139
terwijl, gezien de grote landschappelijke waarden en de openheid van het
agrarische gehied, beperkingen moeten worden gesteld aan de bouwmassa
van de betreffende bebouwing. Deze stedebouwkundige en landschappelijke
overwegingen hebben geleid tot een beperking van zowel de goothoogte
als de inhoud van de agrarische woonbebouwing.
Bovendien werd in bovengenoemde bestemmingsplannen de goothoogte beperkt
tot maximaal 4.50 m waardoor woonbebouwing in twee verdiepingen werd
geweerd. De in het onderhavige bestemmingsplan gegeven maximale goot-
hoogte van 6.00 m laat echter een woonbebouwing in twee verdiepingen wel
toe waardoor het woongenot niet nadelig behoeft te worden beïnvloed
(zie in dit verband K.B. 16 maart 1978 Bouwrecht 78 blz. 419).
15. üirekteur-Generaal van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie
en TelefonieDirektoraat Radiozaken.
Deze instantie reageerde bij brief d.d. 10 december 1979 als volgt:
"Met betrekking tot het in uw brief genoemde ontwerp-bestemmingsplan
"Glip 1" deel ik u mede dat dit plan niet is gelegen onder een straal-
verbindingstracë van het Staatsbedrijf der P.T.T.
In verband hiermede geeft bedoeld plan, dat. weer is bijgevoegd, mij dan
ook geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Voor het
betrekken van mijn afdeling in het vooroverleg zeg ik u gaarne dank".
16. N.V. Nederlandse Gasunie.
Deze instantie reageerde bij brief d.d. 20 december 1980 als volgt:
"Naar aanleiding van uw brief van 27 november 1979, nr. 5808/Ad berich-
ten wij uw college, dat bij het ontwerp geen belangen van onze maat-
schappij zijn betrokken".
17. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haarlem e.o.
Bij brief d.d. 21 februari 1980 heeft deze instantie in het kort als
volgt gereageerd:
"liet ontwerp geeft ons aanleiding tot de volgende kanttekeningen:
Terecht merkt u op blz. 15 van de toelichting onder "Winkelvoorzie-
ningen" op dat het plangebied wat de voorzieningen betreft niet als een
zeifstandige eenheid kan worden beschouwd en daarom de aangrenzende
gebieden behorende tot het bestemmingsplan Glip II en Merlenhoven, in
het onderzoek zijn betrokken. Rekening houdend met de bestaande bouw-
plannen komt u in het onderzoeksgebied tot ruim 3250 konsumenten om-
streeks 1985. Vervolgens komt u op basis van ons rapport "De distribu-
tieve voorzieningen in de regio" tot een becijfering van de additionele
behoefte aan winkeloppervlakte.
Allereerst merken wij op dat bovengenoemd rapport de situatie weergeeft
zoals die bestond in 1977. Een ter plaatse ingesteld onderzoek heeft
ons geleerd dat inmiddels twee van de vijf destijds nog bestaande vesti-
- 61 -
4e afd.
19 december 1985