4
35 dB(A) in de periode van 07.00 tot 19.00 uur (dagperiode)
30 dB(A) in de periode van 19.00 tot 23.00 uur (avondperiode)
25 dB(A) in de periode van 23.00 tot 07.00 uur nachtperiode)
Metingen ter kontrole op de veroorzaakte niveaus moeten zo mogelijk worden
verricht op een afstand van tenminste 1 meter van de muren, 1,5 meter boven
de vloer en 1,5 meter van de ramen. Teneinde verstoringen door staande gol-
ven te verminderen is het noodzakelijk op tenminste 3 punten te meten. In
geval van laagfrequerit geluid moet zonodig op meer dan 3 punten worden ge-
meten.
De gemeten waarden moeten energetisch worden gemiddeld.
Metingen moeten worden uitgevoerd met gesloten ramen en buitendeuren. De be-
oordeling van de meetresultaten moet, voor zover van toepassing, geschieden
overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaaiIL-HR-13-01
uitgave 1981.
Alvorens de gemeten equivalente geluidniveaus van muziekgeluid aan de grens-
waarden worden getoetst, moet bij deze niveaus 10 dB(A) worden op.geteld. In
afwijking van voornoemde handleiding mag in geval van muziekgeluld de be-
drijfsduurkorrektie niet worden toegepast.
Indien degene die de inrichting drijft of inricht deze normen overtreedt, kan
hij aangeschreven worden door het college van burgemeester en wethouders. Voor
een toelichting op deze aanschrijvingsbevoegdheid en artikel 14 algemeen wordt
verwezen naar de toelichting op dit artikel zoals die gegeven is bij de vast-
stelling van de geluidhinderverordening.
ARIIKEL 13
IJet maken van muziek, het gebruik van geluidsapparaten
Dit artikel heeft betrekking op horeca-inrichtingen en bevat een vergunning-
plicht ten aanzien van:
a. het ten gehore brengen van muziek of zang;
b. het in werking hebben van een geluidsapparaat..
Het maken van een onderscheid tussen beide aktiviteiten is gebaseerd op het
feit dat de vergunningplicht voor de onder a. genoeinde aktiviteit is gebaseerd
op artikel 168 van de gemeentewet en niet op de Wet geluidhinder.
Teneinde zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen tussen hetgeen onder a. en
b. dient te worden verstaan, is het gewenst bij de onder a. genoemde aktivi-
teit te vermelden dat dit betreft het ten gehore brengen van muziek of zang
zonder gebruik van geluidsapparaten.
Aangezieri onder geluidsapparaten tevens muziekinstrumenten dienen te worden ver-
staan, betekent dit, dat het maken van zogenaamde "levende muziek" onder b.
val t.
Het onderscheid naar wettqlijke grondslag heeft ondermeer gevolgen voor de wij-
ze waarop bezwaren ingediend kunnen worden tegen een verleende vergunning c.q.
beroep ingesteld kan worden.
ARTIKEL 14
Overige geluidhinder
Dit artikel bevat een algemeen verbod om met toestellen of geluidsapparaten dan
wel op andere wijze haridelingen te verrichten, waardoor voor een ornwonende of
overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
4e afd.
30 januari 1986