27 maart 1986
63
Spreker wijst maar even op een plaats gevonden hebbend incident in de gewest-
raad, toen het erom ging of een dagelijks bestuurslid daar al dan niet mag
blijven. Spreker had de burgemeesters wel eens willen zien stemmen in dat ge-
val. Wat ze ook hadden gestemd, het was een politieke stem geweest. En in die
situatie wil zijn fraktie haar voorzitter gewoon niet brengen. Vandaar haar
verzoek om dit alsnog over te brengen.
De heer Van der Hulst merkt op dat dit punt in de laatste vergadering van
de commissie voor aigemene bestuurszaken aan de orde is geweest en van de zij-
de van de voorzitter is toen bevestiging gekregen dat de konstruktie, zoals
de heer Borghouts toen ook schriftelijk aan de commissie liet weten, toch niet
mogelijk was. Op dat moment wist sprekers fraktie niet beter dan dat zij zich
daaraan moest houden en is zij dus akkoord gegaan met het voorstel zoals dat
er nu ligt.
De heer Solleveld onderschrijft wat de heer Van der Hulst zegt. Helaas
was de vraagsteller bij dit punt niet meer in de commissievergadering aanwe-
zig en is hij dus niet meer in de gelegenheid geweest om op het antwoord van
de voorzitter in te gaan, uit welk antwoord bleek dat de zaak zeer degelijk
was uitgezocht. Spreker neemt aan dat de heer Borghouts daarom nu alsnog in
de raadsvergadering met deze vraag komt. Spreker neemt ook aan dat. het stand-
punt van het college in deze niet is gewijzigd.
De voorzitter acht het op zichzelf genomen een interessant punt dat de
heer Borghouts naar voren brengt, niet eens zozeer om de inhoudelijke kant
van de zaak, als om de relevantie van een bepaalde informatie. Alleen weten
dat de heer Borghouts door zijn werk dichtbij de bron zit, maar dat is verder
buiten diskussie. Het is wel zo dat formeel informatie is ingewonnen in een
stadium dat de wet net aangenomen was. Latere informatie, ook van ambtelijke
zijde, kan op zichzelf genomen, ook al zijn ambtenaren sterk betrokken ge-
weest bij de totstandkoming van de wet, niet anders zijn dan een interpreta-
tie van datgene wat zich in de Tweede Kamer heeft afgespeeld naar aariteiding
van deze wetsbehandeling. Zowel van gewestelijke zijde als van officiële in-
formanten van het ministerie van binnenlandse zaken is het college formeel
medegedeeid dat het zo lag. Dat wil niet zeggen dat de toekomst later zal uit-
wijzen dat er nog eens andere jurisprudentie zal ontstaan, maar het probleem
waarvoor men komt te staan bij een dergelijke situatie is, of men opnieuw op
een formeie manier informatie moet gaan trekken. In die situatie heeft spre-
ker ook in de commissie voor algemerie bestuurszaken gezegd dat men dit toch
maar bij de formele ambtelijke informatie moet laten. Spreker denkt dat het
bij een nieuwe wet op zichzelf genomen ook niet onbegrijpelijk is dat de
eerste kommentatoren daar verschi1lende uitleg aan geven.
Wat betreft de situatie die gaat ontstaan is het misschien toch van enig be-
lang voor de raad dat het college juist vandaag over dit onderwerp een brief
heeft ontvangen van het gemeentebestuur van Haariem, waarin dit punt wordt
aangeroerd en waarin gezegd wordt dat Haarlem zich het recht. voorbehoudt om
met een wat andere argumentatie dan de heer Borghouts heeft. verwoord, om daar
later op terug te komen. Want Haarlein vindt dat de getalsmatige verhouding in
de Kennemerraad in de toekomst niet voldoende recht doet aan de positie van
Haarlem in de streek en dat komt natuurlijk, zo neemt spreker aan, doordat men
deze nieuwe positie dan inweegt. Omdat dit een kompromis-situatie is geweest
in totaliteit, legt Haarlem zich daarbij op dit moment neer.
Verder meent het college dat er na de vergadering van de commissie voor alge-
mene bestuurszaken niet opnieuw informatie getrokken moet worderi.