25 september 1986
250
in zijn totaliteit niet minder zal uitgeven voor sport, vQor eigen be-
leid, voor 1ichamelijke opvoeding, enzovoort, dan in 1986. Zij denkt dat
dit wezenlijk is voor deze diskussie.
De heer Veen had enigszins de indruk uit de formulering van het be-
sluit, dat aie termijn jaarlijks vastgesteld wordt. In het voorstel zelf
wordt dat voor al die jaren aangegeven. ilij vraagt of dat nu inderdaad
vastlîgt voor al die jaren of dat het zo is dat dit ieder jaar aan de
hand van dat normgebeuren moet worden vastgesteld, hetgeen dan betekent
dat er een indexering in zou kunnen zitten. Hij vraagt of die indexering
dan wordt doorgetrokken in de subsidiëring.
Spreker meent dat de opmerking van de heer Van 't Hof over hetgeen spre-
ker heeft gezegd over de jeugdleden al min of meer door de wethouder is
beantwoord. Tijdens de commissiebehandeling bleek dat de vertegenwoordi-
gers van de verenigingen vooral vrees hadden voor het teruglopen van de
jeugdleden. Vandaar sprekers vraag om dat zeer nadrukkelijk te volgen.
De heer De Bruijn is erkentelijk voor de toezegging van de wethouder
om de ontwikkelingen op het gebied van de sportverenigingen - ledenver-
lies en wat daarmee te maken kan hebben - nauwgezet te volgen.
Sprekers vraag over de vergoeding aan de bijzondere schoolbesturen van
een deel van de vaste kosten na 1986 is nog niet beantwoord.
In de richting van de heer Van 't Hof zegt spreker dat, hoe sympathiek
diens voorstel ook overkomt, als men werkt met lagere tarieven dan
kostendekkend, men dan niet alleen aan de bijzondere schoolbesturen een
deel van de vaste kosten moet gaan vergoeden, maar ook in de toekomst
een deel van de variabele kosten - op een ingewikkelde manier berekend -
moet blijven toekennen, waarvan spreker gezegd heeft dat zijn fraktie
dat niet de weg vindt.
De heer Van t Hof meent dat dit kennelijk toch een voorstel is met
een aantal onzekerheden. Dat stelt hij vast aan de hand van wat opge-
merkt is en ook aan het antwoord dat gegeven is. Niemand neemt dit
besluit van harte, dat is ook duidelijk, en dat doet sprekers fraktie
ondanks alles natuurlijk ook genoegen.
Als het college zegt de ontwikkelingen te zullen volgen, dan vindt
spreker dat prima. Hij denkt dat het overigens moeilijk zal zijn om vast
te stellen of ledenverlies te wijten is aan de tariefsverhogingen, dus
het zal noodzakelijk zijn oin daarvoor goede kriteria te vinden.
Overigens zal, als dit besluit leidt tot ernstige financiële gevolgen
bij de sportverenigingen, er dan toch waarschijnlijk een verhaal over
aanvullende subsidie aan de orde moeten komen, want niemand zal er be-
hoefte aan hebben de sportverenigingen een noodlijdend leven te laten
gaan leiden. Dat is ook niet de intentie van sprekers fraktie. Vandaar
dat zij tegen het voorstel is.
Wethouder mevrouw Bierman antwoordt dat dit ook niet de intentie
van de portefeui1lehouder sportzaken is. Spreekster zegt inderdaad ver-
geten te zijn in te gaan op de opmerkingen van de heer De Bruijn ten
aanzien van het derde deel van het besluit. De geineente verleent nu
alleen een krediet over 1986 en niet over de jaren daarop volgend. Ook
in de richting van de heer Veen zegt spreekster dat de volgende beslui-
ten dus formeel jaarlijks komen. De trend en de hele opzet van de