328
27 november 1986
In het kader van de beleidsplanning vraagt de heer Solleveld of de
jaarlijkse prioriteitstel1ing niet naar het najaar kan worden verschoven
samenvaliend met de behandeting van de begroting. Spreker denkt dat
dit b'j de evaluatie maar eens onder ogen moet worden gezien, maar hij
denkt dat ook op dit moment de opmerking wel op zijn plaats is dat de
suggestie van de heer Solleveld toch wel haaks staat op wat althans
tot nu toe beoogd werd met deze wijze van werken, waarbij de raad op
een tijdig moment zelf bepaalt waar prioriteiten horen te liggen als het
gaat om heroverweging van beleid, of nieuw beleid, en vervolgens het
coliege op basis van die duidelijke prioriteitstelling van de raad zijn
huiswerk verder afmaakt. J
Als men die operatie naar het najaar verschuift, dan leidt dat er wel
toe dat men de bakens verzet, want het college zal dan de eerste aanzet
moeten leveren. Dat staat enigszins haaks op de positie van de raad als
hoofd van de gemeente, Het college zal daar in januari op terugkomen.
De heer Van der Hulst heeft erop gewezen dat zijn fraktie nadrukkelijk
heeft gevraagd om nieuw beleid en hij heeft verklaard dat zijn wensen
voldoende vertaald zijn in het bijgestelde collegevoorstelHij heeft ook
benadrukt dat bij de invulling van het nieuwe beleid de door de raad
yastgestelde prioriteitenvolgorde konsekwent moet worden gevolgd, en dat
is het college uiteraard met hem eens. Spreker wil in dat verband noa
eens wijzen op de konsekwenties van deze prioriteitstelling. Het plaat-
sen van een duur projekt op numner 1 van de lijst kan probiemen scheppen
van de orde zoals men die het afgelopen jaar heeft meegemaakt en zoals
men die nu ondervindt.
Dus op een gegeven moment wel enige ruimte voor nieuw beleid, maar niet
voldoende voor het reaüseren van zo'n eerste projekt. Het is een konsta-
tering waar men ook bij de komende evaluatie van de beleidsplanning over
moet nadenken. Het is overigens niet een pleidooi om het zwaarste niet
het zwaarste te laten wegen.
De heer Van der Hulst geeft nog eens aan dat hij het realiseren van nieuw
beleid op basis van meevallers in feite een griezelige zaak vindt. Hij
verbindt daar echter voor wat de collegevoorstellen betreft geen konse-
kwenties aan, zodat spreker aanneemt dat zijn fraktie toch met die voor-
stellen akkoord gaat.
De heer Borghouts stelt dat de voorlichting aan de raadsleden in dit
begrotingsproces niet optimaal is geweest en hij adstrueert dat met de
konstatering dat de gevoigen van de ministeriële circulaire van 8 oktober
met spontaan aan de commissie financiën zijn meegedeeld, maar pas werden
aangeleverd na vragen vanuit de commissie. Spreker heeft werkelijk even
Z1jn ogen uitgewreven toe hij dat hoorde. 111 j vraagt of de heer Borghouts
nu werkelijk dacht dat deze belangwekkende informatie hem onthouden zou
zijn als er door leden van zijn fraktie in de commissie van financiën niet
om was geyraagd. Spreker kan dat nauwelijks geloven, omdat de praktijk daar
geen enkele aanleiding toe geeft. Juist om de commissie financiën zo goed
mogelijk op de hoogte te stellen van de recente ontwikkelingen heeft
de voorzitter van die commissie al geruime tijd geleden als vast punt het
onderwerp mededelingen op de agenda geplaatst, en hij geeft daaraan een
zeer ruime invulling. Niemand kan dat haast beter weten dan de heer
Borghouts. Daaroin betreurt spreker deze aanmerking.