?8 novemher 1986 359
De heer Solleveld denkt dat de heer Van der llulst eeri zwaai neemt naar
een ander onderwerp, dat spreker niet bedoeld heeft, want hij had het over
1igplaatsen voor pleziervaartuigen.
Oe heer Divendal kan zich die verwarring wel enigszins voorstellen, ook
dat de heer Solleveld zich afvraagt wat voor antwoord het coliege nu
eigenlijk geeft. Bij spreker kwam de gedachte op wat de VVD-fraktie nu
eigenlijk vraagt. Wat zijn te grote schepen, praten zij over jachtschepen
die duurder, wat groter of kleiner zijn?
De voorzitter antwoordt dat het college de vraag ook heeft. begrepen
als te slaan op recreatieboten, die daar al te vaak gebruikmaken van
akkommodaties die daar niet voor zijn.
Ilet antwoord is vaag omdat het college van oordeel is dat men best wat.
aan regelingen kan doen, maar als men op het Spaarne vaart dan is het
gedrag niet te beïnvloeden door een regeling; die illusie heeft. het
college niet. Dus het gaat in wezen om toezicht; men moet proberen via
toezicht die boten daar weg te krijgen. Dat is niet zo'n eenvoudige
zaak. Het college zal de poiitie en iedereen die met de haven annex is,
opdrâgen om te proberen het toezicht zo stringent mogelijk te doen zijn.
Men moet wel de realiteit voor ogen houden omtrent de effektiviteit van
die mogelijkheden.
Het probleem dat de heer Van der Hulst aantipte is een wat grotere zorg.
De schepen die maar in de haven komen en waar men niet zo veel instrumen-
tarium voor heeft om daar iets aan te doen. Heemstede heeft geen wegsleep-
dienst zoals Haarlem die heeft en heeft ook geen noodhaven waar men
schepen kan heenslepen. Het enige wat men kan doen is in de sfeer van
de A.V.P. nog eens uitdrukkel i jk bepaalde formateri van schepen uitsluiten.
Aan de ambtelijke dienst is al opdracht gegeven om daar een ontwerp voor
te maken. Door verschillende oorzaken is men op de afdeling algeinene zaken
daar nog niet aan toegekomen, maar dat is een lopende opdracht om de
desbetreffende bepalingen, ook wat de grootte van de schepen betreftaan te
passen. Ook wat dat betreft moet men zich realiseren dat men voor het
effectief maken van de zaak een beroep zou moeten doen op de sleepdienst
van Haarlem, maar waar men de schepen naar toe moet slepen is ook een
groot probleem.
De heer Divendal wacht het plan voor de inrichting af. Ilij kan zich
voorstellendat als men plannen maakt voor inrichting, daarin duidelijk is
aangegeven tot hoever wel grote schepen kunnen en waar niet. Als men
een jachthaven gaat inrichten dan geeft meri ook aan hoe één en ander er
gaat uitzien.
De voorzitter antwoordt dat men aan het inrichtingsplan nog niet toe is.
Eerst komt de fase waarin bepaald wordt dat schepen boven een bepaalde
afmeting er niet mogen komen. Het inrichten kan men pas doen op het momerit
dat men van de zandschepen verlost is.
Mevrouw IJsselmuiden vindt ook dit antwoord enigszins vaag. Zij zou
konkreter wTïlen weten wat de gevolgen zijn voor de lijndiensten en de
frekwentie van de bussen door Heemstede. Ook zou zij willen weten met
welke opties het college het overleg met llaarlem en met de N.Z.II. aangaat.