4e afd. 27 augustus 1987 81 ARTIKEL 10 ERF (E) 1. De op de kaart als zodanig aangegeven gronden zijn bestemd voor erf bij ge- bouwen op hetzelfde bouwperceel of het perceel waartoe zij blijkens hun situ- ering behoren. 2. Op de in lid 1 bedoelde gronden zijn toelaatbaar: a- praktijkruimten aangebouwd aan de woningen op de aangrenzende gronden* b. bijgebouwen; c. voor bewoning bestemde aan- of uitbouwen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. tuinen, waaronder begrepen verhardingen. 3. De gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aandui- dingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. van de oppervlakte van de in lid 1 bedoelde gronden mag per op de begane grond gelegen woning ten hoogste 30% - met een maximum van 30 m2 - worden bebouwd met bouwwerken als bedoeld in lid 2, onder a, b en c; b. op de gronden met de in lid 1 bedoelde bestetmiing grenzend aan de gronden met de bestemming "Detai1handelmogen geen gebouwen worden gebouwd; c. de voor bewoning bestemde aan- of uitbouwen mogen alleen worden gebouwd aan de zijgevel van een eindwoning tot aan het verlengde van de van de weg afgekeerde bouwgrens van deze woning. 4. De bouwwerkengeen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd met in- achtneming van de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1.80 meter bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten' hoogste 3.00 meter bedragen. 5. Op de gronden met de in lid 1 bedoelde bestemming grenzend aan de gronden met de bestemming "Detai1handelmogen geen andere bouwwerken, geen gebouwen zijn- de, worden gebouwd dan erfafscheidingen. 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het be- paalde in lid 3, onder a, voor het vergroten van het maximaal toelaatbaar te bebouwen oppervlakte, met dien verstande dat: a. vrijstelling uitsluitend mag worden verleend ten behoeve van het aan- bouwen aan de zijgevel van een eindwoning; b. van de bij een eindwoning behorende gronden met de in lid 1 bedoelde be- stemming ten hoogste 40% mag worden bebouwd met een maximum van 40 m2. 7. Een vrijstelling als bedoeld in iid 6 wordt niet verleend dan nadat belang- hebbenden gedurende 14 dagen na pubiikatie in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen bij het college van burqemees- ter en wethouders. 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situeringde lengte en de hoogte van de gebouwen, die ingevolge het bepaalde in 1id 2 toelaatbaar zijn, indien deze gebouwen over een lengte van meer dan 2.00 meter, hetzij in de erfscheiding, hetzij binnen een afstand van 2.00 meter hiervandaan zullen worden gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de be- zonningssituatie op de aangrenzende erven en overigens met dien verstande dat: a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenrediq wordt geschaad; 3 b. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 3 en lid 6 ten aanzien van het te bebouwen gedeelte van de gronden; c. de goothoogte niet wordt teruggebracht tot beneden 2.50 meter. 24

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1987 | | pagina 24