4e afd.
27 augustus 1987
81
c. De bedrijfsniatige aktiviteiten spelen zich af op een bij uitstek geluid-
hindergevoelig terrein.
In de lente- en zomerperiode, wanneer veelvuldig in de open lucht wordt
gewerkt, vindt dit plaats op slechts luttele meters afstand van de ach-
tertuinen. De hoge recreatieve waarde van deze tuinen verdraagt zich
daarmee niet.
Het formeel d.m.v. een planologische regeling wettigen van de bedrijfs-
voering is in strijd met in het verleden gewekte verwachtingen en leidt tot
ontoelaatbaar woonbederf van dit gedeelte van de wijk.
d. Biijkens de toelichting wordt voldaan aan de (formele) voorwaarden van
maatschappelijke acceptatie.
Bekend is echter dat de belanghebbende bewoners de bestemmingswijziging
geenszins aanvaardbaar achten; in hun optiek is er geen sprake van maat-
schappelijke acceptatie in materiële zin.
Verzocht wordt te voorkomen dat een bedrijfsterrein principieël een permanent
onderdeel van de Schilderswijk gaat worden. Naast een bestemming "Garages"
overeenkomstig de bedoelingen uit 1956 worden daarbij de bestemmingen "Woon-
doeleinden", "Erf" en "Tuin" als de meest geëigende en in aanmerking komend
genoemd.
ad a. Door reclamant wordt gedoeld op het bij raadsbesluit van 25 februari
1921 vastgestelde "Bouwplan Park Bronstee".
Het betreft hier evenwel niet de vaststelling van een uitbreidings-
(thans bestemmings-) plan, maar de goedkeuring van de aanleg van een
bouwplan door een particuliere exploitatiemaatschappijwaaraan de
nodige voorwaarden waren verbonden; ëén van deze voorwaarden had betrek-
king op het oprichten van Hinderwetplichtige inrichtingen. Dit impli-
ceert niet dat de gemeente hieraan bij de vaststelling van een publiek-
rechtelijke regeling als een bestemmingsplan voor altijd gebonden zou
blijven.
De kwestie heeft ook gespeeld bij de vaststelling van het uitbreidingsplan
Herziening 17C voor het onderhavige terrein in 1956; soortgelijke bezwaren
werden toen zowel door de raad als door Gedeputeerde Staten ongegrond
verklaard.
4