afd.
27 augustus 1987
81
Een soortgelijke bepaling zou ook opgenomen kunnen worden voor bedrijven die
thans niet op de Staat voorkomen, doch in toelaatbare kategorieën zullen val-
len. Uit een oogpunt van rechtszekerheid voor de bewoners kan nader worden
bepaald dat de bovenvermelde vrijstel1ingen niet worden verleend, dan nadat
de Inspekteur van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu positief
heeft geadviseerd.
Overigens geeft het plan mij geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Gelet op de ligging van het terrein met de bestemming "bedrijven" is het niet
gewenst hier bedrijven toe te laten welke vallen in kategorie 3 van de Staat
van Inrichtingen.
Met het voorstel om bedrijven toe te staan welke niet zijn genoemd in de Staat
van Inrichtingen, maar welke naar aard en omvang van de te verrichten bedrijfs-
aktiviteiten en naar invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven
genoemd in de kategorieën 1 en 2 van de Staat van Inrichtingen, kan wel wor-
den ingestemd. De voorschriften zijn op dit punt aangepast.
Hoofdingenieur-Direkteur, tevens Inspekteur van de Volkshuisvesting in
Noord-Holland.
Door deze instantie is bij brief van 29 april 1986 als volgt gereageerd:
Dit plan omvat een in het uiterste noordoosten van uw gemeente gelegen woon-
gebied. Op een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van 2 tot 3 eengezinswonin-
gen langs de Pieter de Hooghstraat na legt het de aanwezige bebouwing en het
gebruik ervan vast.
Voor wat betreft de regeling van de reeds aanwezige bebouwing in de 3m brede
aanbouwstrook bent u tegemoet gekomen aan de door mij geuite bedenkingen in
het advies inzake het ontwerp-bestemmingsplan "Compbnistenwijk" (datum 21 ja-
nuari 1986, kenmerk 265). Met een ander bezwaar, te weten de mijns inziens
met te weinig waarborgen omklede nadere eisenregeling, is in het voorliggen-
de plan geen rekening gehouden. Kortheidshalve verwijs ik dan ook naar die-
zelfde brief in de hoop dat de erfbepaling hieraan wordt aangepast.
Voor het overige heb ik waardering voor de duidelijke opzet van het geheel
Ik breng evenwel tenslotte onder uw aandacht dat de verwijzingen in de ar-
tikelen 23 en 24 naar andere artikelen, wellicht ten gevolge van een vernum-
mering in de voorschriften, niet juist zijn.
De nadere eisenregeling als bedoeld in artikel 11, lid 8, is in een groot
aantal (goedgekeurde) bestemmingsplannen opgenomen en voldoet in de praktijk
goed. Problemen hebben zich tot op heden niet voorgedaan.
De regeling wordt doelmatiger geacht dan de door de Inspekteur voorgestelde
regeling, waarin in alle gevallen een vrijstelling wordt geëist.
Aanpassing van de erfbepaling is derhalve niet gewenst.
De verwijzingen in de artikelen 23 en 24 zijn inderdaad onjuist. De voor-
schriften zijn aangepast.