26
ARTIKEL 9
1. De burgemeester kan de vergunning intrekken:
a. îndien blijkt dat de vergunning tengevolge van een onjuiste
of onvolledige opgave is verleend;
b. indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de ver-
gunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is
ontstaan als bedoeld in artikel 7, onder e;
c. indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden
voorschriften en beperkingen;
d. indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode
van langer dan zes maanden wordt onderbroken.
2. Intrekking van de vergunning geschiedt niet, spoedeisende gevallen
uitgezonderd, voordat de vergunninghouder bij aangetekende brief van
dit voornemen in kennis is gesteld. Daarbij wordt hem medegedeeld,
dat hij in de gelegeheid wordt gesteld zich in persoon of bij gemach-
tigde door de burgemeester of een door deze aangewezen ambtenaar te
worden gehoord.
ARTIKEL 10
1. Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voortzetting
van de exploitatie wordt beoogd, binnen drie maanden een nieuwe ver-
gunning te worden aangevraagd.
2. In alle andere gevallen van wisseling van ondernemer dient binnen
êën maand na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning
te worden aangevraagd.
3. Zolang op een tijdig ingediende aanvrage niet is beslist is voort-
zetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voor-
schriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen
vergunning.
APZ
25 februari 1988