wo
21 juli 1988
72
Het feit dat onder punt 1. op blz. 41 in dezelfde nota als be-
leidslijn wordt geforaiuleerd dat alle landgoederen planologisch
moeten worden veiliggesteld, impliceert dat de voorgestelde
extra bouwlokatle alleen op grond van de specifieke lokatie-
motieven, zoals hiervoor aangegeven, in het provinciale be-
leid 1s te passen.
De mening van reklamanten dat de lokatiekeuze maatschappel1jk
ongelukkig is, wordt niet gedeeld: de overheid op zowel ge-
meentel1jk als provinciaal en rljksnivo is van mening dat de
buitenplaats uitzonderlijke kwaliteiten heeft die door nieuwe
bebouwing niet mag worden aangetast.
In het ontwerp-besteniningsplan is een afweging gemaakt van
landschappeiijke en natuurwetenschappelijke kwaliteiten versus,
o.a. financiële belangen. Naast hetgeen hierboven uit de over-
wegingen van het KB over de financiële overwegingen ten aan-
zien van het continueren van het beheer is opgenomen, wordt vast-
gesteld dat de voorgestelde lokatie als enig aanvaardbare en
mogelijke moet worden beschouwd.
Bij een ambtelijk bezoek ter plaatse kon worden vastgesteld dat
het zeer goed mogelijk is de lokatie zodanig in te vullen dat
een goede ligging qua uitzicht, inpassing in de omgeving en
privacy is gewaarborgd.
Wellicht ten overvloede kan nog worden opgemerkt dat er geen
plicht bestaat bedoeide lokatie te bebouwen.
De lokatie is overigens zodanig van oppervlakte dat zowel een
riant woonhuis als voldoende ruimte voor berging en garage
aanwezig is.
Voorzover reklamanten menen schade te lijden als gevolg van de
1n het plan opgenomen bebouwingsregeling, welke schade rede-
1ijkerwijs niet te hunnen laste behoort te blijven, kunnen zij een
beroep doen op toepassing van artikel 49 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.