274
24 november 1988
malige negatieve financiële situatie: "dat de gevolgen van één en ander
niet moeten worden opgevangen door onder meer de o.g.b. te verhogen,
met verwijzing naar de beleidsintenties. Wij vinden het onjuist dat'de
burgers via deze lastenverzwaring moeten opdraaien voor de gevotgen van
het gemeentelijk financieel beleid" einde citaat.
De heer Bleekemolen zei vorige maand dat de realiteit gebiedt dat we
v°or de komende jaren rekening moeten houden met nog verdere verhogirigen
van de belastingen.
Hoe moet ik dat nu zien, zeker in het licht van de verwijzen van de lieer
Bleekemolen naar het wettelijk maximum van de o.g.b.-belasting.
Op vele punten verschi1len onze verkiezingsprogramna's van elkaar, maar
op Hit punt zijn ze vrijwel gelijkluidend "verhoging van de onroerend-
goedbelasting mag niet uitkomen boven het inflatiepercentage".
Bij het C.D.A. ligt dit anders, want zoals gebruikelijk staat het ver-
kiezingsprogramma van het C.D.A. ook op dit punt vol met mitsen en maren.
Mevrouw IJsselmuiden was daar net wel wat duidelijker, nl. het aspekt
draagkrachtwat de verhoging van de o.g.b. in zich draagt. Wat dat be-
treft vind ik dat een gunstige ontwikkeling als je de stijging van de
o.g.b. zou moeten afwegen tegen de stijging van andere tarieven.
Naast de verhoging van de o.g.b. wordt ook op een aantal andere punten
voorgesteld de lasten te verhogen. Bij een aantal van deze punten heeft
mijn fraktie niet zoveel problemen, met name daar waar niet de direkte
woonlasten in het geding zijn.
Dit is wel het geval bij de verhoging van het reinigingsrecht.
Vorig jaar had mijn fraktie problemen bij de toen voorgestelde verho-
ging van 3%. Dit werd mede ingegeven door de onduidelijke situatie rond-
om de tariefsontwikkeling van de stortkosten en de te verwachten kos-
ten van gescheiden inzameling van huisvuil. Nu stelt het college voor
om dit tarief voor de komende jaren steeds met Sï te verhogen.
Gezien het toenemend vuilaanbod beseft mijn fraktie dat het onontkoom-
baar is dat de tarieven worden aangepast. Op de achtergrond speelt daar-
bij dat op deze wijze geleidelijk toegegroeid wordt naar een in de toe-
komst onvermijdelijk hoger tariefsniveau. Dit om de uit milieuoverwegin-
gen noodzakelijke gescheiden inzameling van afval te kunnen invoeren.
Mijn fraktie vindt het aanvaardbaar dat een hoger vuilaanbod door de in-
woners ook vertaald wordt in een hoger tarief. Op dit moment is er
slechts een beperkte financiële prikkel voor mensen oin hun vuilaanbod
te beperken. Sterker nog door de voorgestelde tariefsverhoging moeten
mensen die wel spaarzaam zijn met het aanbieden van afval meebetalen
voor diegenen die dat niet zijn. In de memorie van antwoord verklaart
u het tariefsverschi1 tussen de grote en de kleine rolemmer uit de kos-
ten. Wij zijn er voorstander van om dit verschil te plaatsen tegen de
uit milieu-overwegingen gewenste stimulans om spaarzaam met vuil om te
gaan. Dit zou kunnen door de tariefsverhoging voornamelijk te laten
doorwerken in het tarief van de grote rolemmer. In deze differentiatie
zit ook dit aspekt van de draagkracht. Morgen gaan we daar nog nader op
in en u kunt op dit punt een amendement van ons verwachten. We zijn wel
benieuwd naar een reactie van het college.
Voorzitter, ik sluit af met een aantal opmerkingen over de meerjarenbe-
groting en de reservepositie. De meerjarenbegroting beslaat een interes-
sant tijdvak. Voor het grootste gedeelte namelijk de periode van na de
komende verkiezingen. Hierbij zijn zowel de landelijke verkiezingen als
de gemeenteraadsverkiezingen van belang. De landelijke verkiezingen, om-
dat dan duidelijk wordt of de voortdurende bezuinigingen op het gemeen-
tefonds zullen worden beëindigd. Voor de gemeenteraadsverkiezingen, om-