25 november 1988
330
betaalt de vervuiler dus al meer dan evenredig als het om de aanbieders
van de grote emmers gaat. Wat men dan in redelijkheid nog kan doen als
men dat wil versterken, is dat men dan nog één factor daarbij kan betrek-
ken en dat zijn de stortkosten. De stortkosten nu ten opzichte van 1980
zijn globaal van f 65,naar f 75,per ton gegaan; het kan in de toe-
komst nog wel eens veranderen, maar ze zijn tot nu toe niet zo relatief
sterk gestegen dat dit een fundamentele wijziging in de tariefstel1ing
zou moeten betekenen.
De heer Divendal begreep dat de tariefsverhoging van de reini^ings-
rechten hoofdzakelijk te maken heeft met de hoge stortingskostenniet
met de kosten van ophalen e.d. Het collegevoorstel van 5% verhoging is
gebaseerd op f 60.000,meeropbrengst op de reinigingsrechten vanwege
de hoge stortingskosten.
Wethouder Baar zegt dat dit onder meer vanwege de hoge stortkosten
is en ook vanwege kostenstijging in zijn algemeenheid. Het storten van
grof vuil speelt daarbij zijn rol, maar dat vindt niet plaats via de
grote en de kleine rolemmer en daar gaat het om. Feitelijk zijn de stort-
kosten van 8 jaar geleden en nu verhoogd in de orde van grootte zoals
spreker die aangaf. Dat kan in de toekomst wel wat veranderen, maar dat
moet dan maar weer eens bekeken worden. Het college wijst om deze reden
in meerderheidheid het voorstel van P.H. af. Wat de suggestie van de heer
De Bruijn betreft, zegt spreker dat men altijd de neiging heeft om dit
soort suggesties te volgen, want afrondingen doen het altijd goed.
Men zou het op de kleine rolemmer kunnen afronden op f 9,-- en de rest
zoeken in de grote rolemmer. In het licht van deze discussie is het col-
lege ook daar in meerderheid tegen. Anders zou het kunnen zijn dat het
college zijn eigen argumentering in de richting van P.H., dan in de rich-
ting van het C.D.A. op de tocht zou willen zetten en dat wil het voorko-
men.
De heer Divendal denkt dat gezien het antwoord van de heer Baar, het
pas echt interessant wordt om voor de besluitvorming te weten wat die
meerderheden en minderheden zijn en zeker ook hoe die in de raad liggen
en dient daartoe een amendement in.
De voorzitter constateert dat P.H. voorstelt in het raadsbesluit nr.
124, artikel 3, lid la, f 9,05 te wijzigen in f 8,60; lid lb, f 11,65 te
wijzigen in f 11,90; lid 2a, f 9,05 te wijzigen in f 8,60 en lid 2b,
f 11,65 te wijzigen in f 11,90. Spreker brengt dit voorstel thans in
stemming. Llit de gehouden stemming blijkt dat het voorstel is verworpen
met 6 stemmen voor en 15 stemmen tegen. Voor het voorstel stemden mevrouw
Noorman en de heren Divendal, Van 't Hof, Van Schalkwijk, Huisman en
Boonstra
De heer Divendal vraagt of hij de opmerking van de heer De Bruijn
moet beschouwen als een concreet voorsteleen opmerking, of slechts een
suggestie van de C.D.A.-fraktie. Hij vraagt de heer De Bruijn zijn voor-
stel zodanig in te dienen dat daar ook besluitvorming over kan plaats-
vinden.
De heer De Bruijn heeft zuiver op grond van de gegevens die hem van-
uit de financiële commissie zijn aangereikt, verschillende bedragen ge-
nomen en daarbij kwam hij steeds op een verschil van f 2,80 in plaats