25 november 1988
336
Spreker heeft eerder in de raad aangegeven dat daar een bepaalde priori-
teitstellirig bij zou horen en hij denkt dat gezien die druk dit onderwerp
rnet per definitie de hoogste prioriteit hoeft te hebben.
Wethouder Baar is het errnee eens dat die druk er is en dat er inder-
daad regelmatig prioriteiten gesteld moeten worden, maar dat doende ligt
er bij het college de mogelijkheid dat in het eerste kwartaal van 1989
toch iets gepresteerd kan worden binnen de beschikbare capaciteit en als
die mogelijkheid er ligt, moet men deze toch aanpakken.
De heer Van Schalkwijk gaat het erom dat als men het heeft over regu-
liere werkzaamheden die in het kader van de begrotingsvoorbereidingen moe
ten geschieden, men regelmatig wordt geconfronteerd met de omstandigheid
van vacatures en capaciteitsproblemen. Als het college dan nu zegt dat
er binnen de capaciteit mogelijkheden zijn om dit onderwerp aan te pak-
ken, dan verwacht spreker in de toekomst op die andere punten ook geen
opmerkingen meer.
Wethouder Baar vindt dat de heer Van Schalkwijk dat nu niet over die
boeg moet gooien. Hij moet eruit lezen dat bij het college duidelijk de
intentie leeft ook met betrekking tot dit vraagstuk, waar de raad vaak
om heeft verzocht, iets te presteren en dat het college'daarmee uiter-
aard in het licht van de beschikbare capaciteit - de problemen die er
in dat verband ook zijn - zo zorgvuldig mogelijk mee omgaat.
Vraag 56.
De heer De Bruijn merkt op dat zowel in de aanbiedingsnota als in
antwoord 56 wordt gesproken van een gezonde financiële lijn, met zijner-
zijds sterk de nadruk op gezond.
Hij vindt dat een prima intentie. Daarmee kan de financiële positie wel
gezond gehouden worden, maar de vraag is of het voorzieningenniveau daar-
mee ook nog gezond te noemen is.
Vraag 57.
De heer De Bruijn vindt dat er in het antwoord een moeilijke zinsnede
staat: waardoor de noodzaak aanwezig is om belangen af te wegen in het
kader van het bereiken van een zo hoog mogelijke graad van efficiëncy.
Nu is spreker wel wat gewend, maar hij kwam er niet uit wat hiermee be-
doeld wordt. Hij heeft in elk geval waardering voor het blijkbaar willen
bereiken van een zo hoog mogelijke graad van efficiëncy. Ook hier geldt
de vraag op welk niveau de activiteiten worden voortgezet om nog een re-
delijk niveau te behouden.
Vraag 58.
De heer De Bruijn meent - dat is zijn persoonlijke ervaring van 6
jaar - dat er tot heden sprake was van een zeker automatisme inzake het
opnemen van lijst I1-projekten; bij de kredietverlening was er natuurlijk
altijd wël sprake van een goede inhoudelijke beoordeling. Hij herhaalt
met insteimiing dat de nieuwe projekten voortaan van een uitgebreide toe-
lichting moeten worden voorzien.
De heer Divendal denkt dat de persoonlijke ervaring van de heer