363 29 november 1988 houden en van mij krijgen jullie geen cadeau, want dat hebben we al aan elkaar uitgewisseld bij het laatste afscheid. Maar ik vond het prettig om dit toch even tegen je te kunnen zeggen". (applaus) De heer Van den Hoek: "Meneer de voorzitter, dames en heren. Graag wil ik u nog wat zeggen in deze buitengewone raadsvergadering. Allereerst wil ik u uit de grond van mijn hart bedanken voor de geweldig mooie onderscheiding die u mij hebt toegekend. Ik, en dat heeft één van de collega's ai gezegd, ben vast spreker in een kring van secretarissen, en ik heb dat altijcfals een van de grootste dingen gezien die je in je ambtelijk leven kan tegenkomen, omdat je, zeg maar, vanuit de gemeentelijke sfeer een stukje waardering krijgt. Eri ik kom daar straks, want ik zie de waardering niet als iets persoonlijks maar ook als iets uitstralend, nog op terug. Heel erg bedankt daarvoor. Dat is de ernst, en dan de andere zijde. Het wordt wel tijd dat ik wegga, want er gebeuren hier dingen waar ik helemaal niets van weet. Jaondanks de waarderende woorden die vanmiddag tot mij gesproken zijn, ben ik me er van bewust mijnheer de voorzitter, dat ik toch her- haalde malen in het afgelopen jaren de plank heb misgeslagen. Zonder nu te vervallen in een openbare schuldbelijdenis, zou ik wel bij deze gelegenheid willen zeggen dat ik het betreur als ik mensen in het verleden heb teleurgesteldals mensen zich aan mij hebben geërgerd, als mensen iets van mij verwacht hebben dat ik hen niet heb gegeven. Ja, de taak van de gemeentesecretaris. De heer Bleekemolen heeft daar al iets over gezegd, zei het dan uit een oude druk die hij had. Ik dacht dat zijn fractie toch altijd hier liet merken dat ze bij de tijd waren. De taak die in artikel 108 van de Gemeentewet is omschreven en die zegt dat de secretaris de gemeentelijke bestuursorganen behulpzaam moet zijn in alles wat het opgedragen bestuur aangaat, die taak- beschrijving inspireerde een bekende schrijver om de gemeente- secretaris te zien als een soort barmhartige Samaritaan, die behulpzaam is. In deze tijd van emancipatie, een soort Florence Nightingale. Maar mijnheer de voorzitter, daar is in Heemstede geen sprake van. Er is in Heemstede geen sprake van bestuurders, die gewond, beroofd of gekwetst aan de kant van de weg liggen. Integendeel, in de afgelopen 11 jaar heb ik ervaren dat ze springlevend zijn. Dat ze springlevend en gezond zijn, zo springlevend, dat individuele bestuurders soms uit de band sprongen: burgemeester, chef financiën in een grote gemeente, inspecteur voor de milieuhygienewetten. En dan het thema verhoudingen. Nee ik ga geen rubriek beginnen in Privé, dames en heren. Met verhoudingen bedoel ik de verhoudingen in het bestuur en de verhoudingen tussen het bestuur en het ambtelijk apparaat. En als ik dat moet gaan beschrijven dan kom ik heel snel in de sfeer van clichés, maar ik weet niet hoe je het anders zou moeten zeggen. Heel plezierig, positief, bewust gericht op het feit goede verhoudingen te willen hebben, hartelijk e.d., en ik moet u bekennen dat ik daarop altijd trots geweest ben. En als ik u op de valreep nog een raad mag geven, probeer dat zo te houden. Het is in ons aller belang dat het bestuur goed met elkaar omgaat, en niet gericht is op persoonlijk be- schadigen, niet gericht is op het behalen van schijnbare overwinningen want uiteindelijk krijgt men toch de rekening gepresenteerd. Maar hierover hoef ik gelukkig niet uit te wijden, omdat het slechts een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1988 | | pagina 13