w° 20 jum 1990 nr. 66
HOOFOSTDK II BSSTEMMINOENBOUWEN EN OEBRUIK
KRTIKEL 4 WOONDCKLKINDEN W)
1. D« op da kaart ala zodanig aangagavan grondan zijn bestemd
voor woondoaiaindan.
2. Op daza grondan zijn in varband met da in lid 1 bedoelde
beatemming toaiaatbaar:
a. woningen;
b. bi jgabouwen, zoals prakti jkruijntan, autoboxan en bergpiaat-
san;
c. bouwwerkengaan gebouwen zijnde;
d. tuinen, waaronder begrepen verhardingen.
3. Da gebouwan roogen uitaluitend worden gebouwd roet inachtne-
ming van de aanduidingen op de kaart en da volgende bepalingen:
a. op da gronden mogen de woningen niet worden gestapeld;
b* de woningen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt;
c. aan da voorzijde van woningen met iangskappen mag ten
hoogste 1 dakkapel worden gebouwd met een breedte van niet
meer dan 1.50 m;
d. aan de achterzijde van de woning mag ten hoogste 1 dakkapel
worden gebouwd met een breedte van niet meer dan 3.00 m;
e. voorzover de goothoogte 3.00 m of minder bedraagt roogen de
gebouwen plat worden afgedekt;
f. de voorgevelbreedte van woningen met een nokinrichting
evenwijdig aan het bouwblok mag niet minder dan 5.00 ro
bedragen;
g. praktijkruimten mogen uitsluitend gebouwd worden bij wonin-
gen langs de Belle van Zuylenlaan en het Beatrixplantsoen
h. op de gronden met de aanduiding "onderdoorgang of overkap-
ping" mogen de gronden tussen de woningen overdekt worden op
een hoogte tussen 2.50 en 3.00 ra.
4. De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend
worden gebouwd met inachtneming van de op de kaart en de hierna
gegeven aanwijzingen
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1.80 m
bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 3.00 m bedragen.
Een woning mag voor ten hoogste 25 procent vin het vloerop-
pervlak gebruikt worden voor praktijkruimte, met een maximum van
50 m2.
-10-