223
29 november 1990
van het ool lege van burgeraeester en wethouders, oftewel het dagelijks
bestuur '■'ari de gemeente. Dat klemt eens te meer, omdat de fraktie van
de Partij van de Arbeid deze periode niet vertegenwoordigd is in het
college en daardoor minder vanze fsprekend op de hoogte is van de
roerselen van een wethouderszielHet zal u niet verbazen voorzit.t.er,
dat wij ons goed kunnen verplaatsen in zo'n positie in de raad en dat
door deze bijzondere situatie \'an vier frakties op drie wethouders onze
aangeboren alertheid op vraagstukken van openheid en daarmee "v'an
controle op de maeht is aangescherptIn dat kader willen wij via u aan
ons allen een moeilijk vraagst.uk voorieggen. De kwest.ie waar het
primaat i'fin de openheid moet liggen. Raadsbreed wordt er een grot.e
openheid beleden, zij het op verschi 1 lende manieren. Het maakt nogal
wat uit of je, zoals het CDA, open wilt overleggen met. burgers die
zijn georganiseerd in adviesraden, of dat je prefereert de lijn met de
inwoners zo kort mogelijk te houden via meer direkte kontakt.en, zoals
D66. Maar laten we er even van uitgaan, dat we allemaal graag heel open
willen zijn en in principe veelvuldig en met iedereen overleg willen
voeren. Hoe moet dat dan met de twijfels, die een proces van besluit-
vorming horen te kenmerken? Als de bewoners van de Eikenlaan niet
geweten hadden, dat er gedacht werd a!an nieuwbouw in hun st.raat, had
men daarvan ook niet wakker hoeven liggen. Het heeft namelijk nooit
vaatgestaandat op die plek een sociaal cultureel centrum zou komen.
Toch is het een absurde gedachte dat men niet geweten zou hebben dat er
aan hun straatje werd gedacht. Het wezen van de openheid ligt dan ook
niet in "weten wat er gaat gebeuren", maar in het weten welke mogelijk-
heden worden overwogen. En in een dergeiijk kader is openheid meer
noodzakelijk en rechtvaardjg dan prettig of leuk.
Er is een parailel te trekken tussen enerzijds de relatie gemeente-
burgers en anderzijds de betrekkingen tussen college en frakties.
Afgezien van de kant-en-klare collegebesluiten waarop de raad zijn
contro1erende taak kan uitoefenen moet er ook ruimte zijn voor
informatie en overleg over lopende zaken, die onderdeel vormen van een
grotere besluitvonming en die als het ware "onaf" aan de frakties
kunnen worden gepresenteerdHet zou onterecht zijn in een dergelijke
situatie de frakties in de comnissievergadering te binden aan hun
standpunten en zo'n informele gedachtenwisseling vraagt van de
portefeui11ehouder als zowel van de individuele raadsleden de bereid-
hffidzich kwetsbaar op te stelien. Of om het sjieker te formuleren: het
vraagt de bereidheid te leven met onzekerhedenOplossingen iiggen nu
eenmaal niet. een-twee-drie voor de hand bij de beslissingen die nu voor
ons liggen en wij \T~ezen, dat dat de komende jaren niet veel beter
wordt gezien de problemen, die de meerjarenbegroting present.eert.
Voorzitterwij zijn ons bewust van de consec|uenties van de gesohetste
gedachtengangbijvoorbeeld, dat wij hier deze kwestie bespreken,
zonder dat de best werkbare oplossing ons al helder voor ogen staat.
Een andere consequentie zou kunnen zijn, dat om de comnissies tijdig en
zoveel mogelijk te bêtrekken bij de besluitvorming van het college, een
deel van de comnissievergadering in beslotenheid moet plaatsvinden
bijvoorbeeld in kwesties waarbij de onderhandelingspositie van de
gemeente in het geding is: een mogelijk gevolg van een voor ons bijkans
onbespreekbare onaantrekkelijkheid. Toch moet dit punt worden afgewogen
tegen het voordeel van een grotere invloed op en betrokkenheid bij de
gedachtengangen van het college voor de raadsleden.
Voorzitter, in de begroting voor het jaar 1991 springt een aantal
dingen in het oog.
In de eerste plaats natuurl i jk de spectaculaire verhoging van de
reinigingsrechten. Op zichzelf staan wij daar achter. De verhoging van