261
30 november 1990
OPENBARE VERGADERING
VAN DE RAAD DER GEMEENTE HEEMSTEDE OP
\TijdaÄ november 1990 te 13.00 uur
Voorzitter: de heer jhr.mr. O.R. van den Bosoh, burgemeester.
Tegenwoordig zijn de leden: de heer M. Divendal, mevrouw S.E.A.
Noorman-den Uylde heren A.J.M. van 't Hof, H. Abbink Spaink, E.A.
Boonstra, C.F.H. van Boltaringen, ir. W.J.A.M. Swinkels, E.W. Heere-
mans, G.A. Tjoe-Awie, mevrouw L.G.W.J. de Zwart-de Gier, mevrouw
H.A.Th.G. IJsselmuiden, de heren S. van Keulen, J.R.A. Nawijn, H.J.G.
Bleekemolen, G.J. Hardesmeets, mevrouw B.L. de Haze Winkelman-Hoesde
heer drs. E. van der Zwaag en de wethouders de heer dr. J. de Ruiter,
mevrouw drs. J.R. Beets-Hehewerth en mevrouw M.S.C. Mous.
Secretaris: de heer mr. W. van den Berg.
De voorzitter heropent de vergadering en stelt aan de orde de
memorie van antwoord.
Vraag 1
De heer Boonstra constateert toch een arht.erstand van de burger
in relatie tot. het bestuur. Het is weliswaar wat slordig geformuleeixi.
Spreker geeft. dat toe. Maar de intentie van de vraag is om bij de
sociale vernieuwing de relatie burger/bestjiur te bet.rekken. Graag wi 1
spreker \Tin het college vememen of en in welke mate zij dit denkt. uit.
te voeren.
De voorzitter zegt.dat sociale vemieuwing niet noodwendigei'
wijze te maken heeft met de op zichzelf genomen belangrijke funkties
die in de vraag worden genoemd. De ombudsfunktie en wijkraden zijn twee
totaal verschi1lende onderwerpen. Deze zijn overigens al wel eens
behandeld, maar in het kader van de sociale vemieuwing moet spreker
zeggen, dat. men wel heel snel geneigd is om het woord sociale vemieu-
wing overal op te plakken. Spreker wil daar emstig voor waarschuwen.
Het resultaat kan alleen maar zijn, dat de burger in opperste verwar-
ring wordt. gebracht., omdat bijvoorbeeld een begrip als ombudsfunkt ie
echt niets te maken heeft. met sociale vemieuwing. Spreker begrijpt
best, dat. deze elementen in de sfeer van sociale vemieuwing weleens
t.er sprake zouden kunnen komen, maar rnndat er geen concreet. verdere
uit.bouw is gegeven in de onderwerpen, die worden genoemd, is het.
antwoord op de vraag zo geformuleerd. De laatste t.ijd is de kwest ie van
de wijkraden inderdaad in discussie geweest. en er is een initiatief
geweest om tot. oprichting \tui een wijkraad t.e komen. Er is ook een
gesprek geweest met een comité dat zich daarvoor st.erk maakt en het.
college heeft zich in dat. gesprek zeker niet afhoudend opgest.eld. Ook
omstreeks 1978/1979 is hierover utvoerig gediscussieerd en is een
bepaald stramien aangegeven en zijn lijnen uitgezet binnen welke
wijkraden zoixien kunnen worden opgericht. In deze opvattingen is nog
steeds geen wijziging gekomen. Het feit, dat. die wijkraden destijds
bet.rekkel i jk snel t.er ziele zijn gegaan - één in de Geleerdenwi jk en
één in de Ri\ierenwijk - 1igt waarschijnlijk aan gebrek aan enthousias-
rm1. Het. college is zeker niet. aflioudend en heeft. in het gesprek zelfs
verschi 1 lernle suggest ies ge<laan die nog zouden kunnen wonien bekeken.
Hoe men daar op r eageert wacht. spreker maar rust.ig af, doch is daar
zeker niet. negat ief over. Over de ombudsfunkt ie is in de vorige