WE
20 december 1990
128
S 3 Overiae regelen
artikel 24
Voorkominq verspreidinq infectieziekten
1. Het is aan de houderdan wel deqene die met de daqelijkse
leidinq is belast, verboden:
aenig persoon tot het kindercentrum of tot eniqe daarmee
in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of
daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege
de directeur van de Gemeenschappelijke Gezondheids
Dienst Zuid-Kennemerland (G.G.D.- Z.K.), daarmee het
gevaar van overbrenging van een infectieziektezoals
genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en
opsporing ziekteoorzakenaanwezig is;
b. enig persoon tot het kindercentrum of tot enig daarmee
in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of
daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs
kan vermoedendat daarmee het gevaar van overbrenging
van een infectieziektezoals genoemd in de onder a.
vermelde wet, aanwezig is.
2. Van het in het eerste lid onder a. omschreven verbod is de
houder ontheven, zodra de behandeld geneesheer een schrif-
telijke verklaring heeft afgegeven, dat de kans op het
overbrengen van een infectieziekte is uitgesloten.
3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet
de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a.,
genoemde wet.
Hoofdstuk 3 Uitzondering-straf-. overgangs- en slotbgpalinqvn
artikel 25
Uitzonderingsbepalinqen
Deze verordening is niet van toepassing op:
a. voorzieningen waarin kinderopvang is geregeld bij of
krachtens enig ander wettelijk voorschrift dan deze
verordening;
b. lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of
inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen voor de
duur van het bezoek te doen verblijven.
artikel 26
Strafbepaling
1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 en
13 en het bepaalde in Hoofdstuk 2, wordt gestraft met een
hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete
van de tweede categorie.
2. Overtreding van enige bepaling van deze verordening kan
voorts worden gestraft met openbaarmaking van de rechter-
lijke uitspraak.
13