WE
20 december 1990
128
in de verordening afgezien van een strakken gedetai1leerde
reglementering van de gastouderopvangDit laatste, omdat de
gastouderopvang bij uitstek wordt gezien als een voorziening,
die vrouwen en langdurig werkelozen in staat stelt (weer) deel
te nemen aan de samenleving. Het volledig reglementeren van de
gastouderopvang zou deze "herintreedfunktie" voor een groot deel
weer te niet doen en bovendien de gastouderopvang relatief
duurder maken. In verband hiermee wordt aan het gastouderbureau
slechts een aantal wezenlijke eisen gesteld, te weten
- het personeel van het gastouderbureau moet de kwaliteit
van de opvang op juiste wijze kunnen beoordelen en
daarom aan bepaalde opleidingseisen voldoen;
- voor de aangesloten gastouders moeten passende
ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekeringen worden
afgesloten
- de gastouders dient tenminste een contract tot het
verlenen van diensten te worden aangeboden.
De verordening schrijft echter niet voor, dat aan gastouders een
arbeidscontract moet worden aangeboden noch dat zij een diploma
(van welke aard dan ook) moeten hebbenVoorts wordt over de
hoogte van de vergoeding voor de gastouders niets geregeld.
ad art. 1E
De genoemde minimumleeftijd voor plaatsing op een peuterspeel-
zaal wijkt af van het bepaalde in de "subsidieverordening soci-
aal-cultureel en maatschappelijk welzijn", waarin voor gesub-
sidieerde peuterspeelzalen de minimumleeftijd op 2,5 jaar is
gesteld. Deze situatie zal voorlopig geen wijziging ondergaan.
Landelijk gezien wordt echter over het algemeen voor peuter-
speelzaalvoorzieningen een minimumleeftijd van 2 jaar gehan-
teerdDerhalve is deze norm als minimumeis in de verordening
opgenomeh
artikel 2
Vergunn i ngspli cht
Een iederdie één of meer van de onder artikel 1D t/m 1F ge-
noemde voorzieningen houdt of houder is van een gastouderbureau
is verplicht hiervoor bij burgemeester en wethouders een ver—
gunning aan te vragen. Met nadruk wordt erop gewezen, dat deze
verplichting ook van toepassing is op niet-gesubsidieerde voor-
zieningen voor kinderopvang. Voorts wordt erop gewezen, dat in
geval van gastouderopvangde gastouders zelf niet vergunning—
piichtig zijn. Dit betekent, dat de gastouderbureaus verantwoor-
delijk zijn voor de kwaliteit van de gemiddelde gastouderopvang.
artikel 3
Aanvraag om vergunning
In de verordening wordt ervan uitgegaan, dat de vergunning-
aanvrager ter verkrijging van een vergunning een standaard-
aanvraagformulier moet indienen. Hierbij zal onderscheid gemaakt
moeten worden tussen enerzijds formulieren voor de kindercentra
16