de verbetering die hij beoogt is niet die der democratie; het volk heeft geen rechten; alleen recht op een goede behande ling der betere standen. Dickens is wel genereus, maar het blijft een generositeit met feodale gesten. Ondanks zijn grote sympathie voor de ar men en verdrukten streeft hij vanaf zijn jonge jaren naar een leven van grand seigneur, een leven als van een edelman uit die Middeleeuwen die hij als louter barbaars veroordeelt. Ook van de diepte der tragedie van Shakespeare heeft hij niets begrepen; de banale verwijzingen hier en daar spreken voor zichzelf. Natuurlijk heeft Dickens ook de tranen gekend die hier op aarde niet gedroogd worden. Maar hij is ze altijd ontvlucht. Het feit dat Dickens de eenzaamheid niet verdroeg, dat hij altijd veel mensen om zich heen wilde zien, duidt op een angst voor het geconfronteerd worden met het abstracte den ken, met de grensproblemen van de geest, met het probleem der vertikale schuld, inderdaad, met alle problemen uit het religieuze vlak. Er is geen aanvaarden van het lijden als inhaerent aan onze menselijke staat; iedereen moet worden als de Cheerybles en alle tranen zijn gedroogd. Overigens zal niemand ontkennen, dat de Cherybles van alle eeuwen verrukkelijke lieden zijn, die men niet gaarne zou missen. Maar we zijn nu eenmaal niet allemaal Cheerybles. Na het tekort bij Dickens even te hebben belicht, kunnen wij resumerend stellen: dat men bij Dickens zeker niet méér sentimentele tranen aan treft dan bij zijn tijdgenoten; dat de tranen bij hem aanmerkelijk minder grote rol spelen dan in de Romantiek; dat de "genuine tears" nooit vergeefs worden vergoten; dat zij ons leren luisteren met het hart, en de voorwaarden zijn tot de bevrijdende lach die ons de betekenis onzer tra nen eerst recht doet begrijpen; dat de lach in de werken van Dickens een zó veel grotere rol speelt dan de traan, dat deze laatste uiting van menselijk gevoel een noodzakelijk element vormt. Zij brengt het even wicht tot stand en mede door haar schildert Dickens dus de mens zoals hij is en behoort te zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1961 | | pagina 19