ders zouden kenners van de literatuur zowel als van het ooie vaar swezen toestromen um hun inzichten te vergelijken. Velen van ons beminden Dickens toen wij in de ooievaar ge loofden; zijn wij er later met onze meerdere zogenaamde kennis op vooruit gegaan als Mens? Nam onze eerbied voor Dickens toen af of toe? Zijn er onder ons, die juist door hun geloof in Dickens in de ooievaar zijn blijven geloven en zo ja, wat denken hun kinderen hiervan? Heeft Sir Charles Dickens op GéTd's Hill zelf in de ooievaar geloefd zolang hij aan zijn schrijftafel zat, - althans méér in de ooievaar dan inde ont kenning daarvan? Of heeft hij, door ornithologische liefde gedreven, het beest in het leven gehouden zoals bij Sinter klaas? Heeft hij expres iets belangrijks in het leven omge draaid zoals hij expres zijn initialen verwisselde in de titel van zijn meest autobiografische boek? Heeft hij zijn generatie een kool willen stoven zó groot als die, waaruit sommigen onzer menen geboren te zijn? Of is liet zo, dat hem door Vic toria verboden was wat nu aan geen enkele schrijver meer ver boden is, zodat al die schrijvende jongens van thans in tegen stelling met Dickens allemaal over hetzelfde zijn gaan schrij ven zo gauw als het over alles mochten? Als leek zou ik geen enkele vraag van enig Dickensian kunnen oplossen; slechts het stellen van vragen ligt in mijn vermogen. Zou ik bovenstaande problemen als agendapunten mo gen aanbieden voor een volgende nationale, ja wereldwijde bij eenkomst van Dickensians (die in Den Haag of Hengelo zou moe ten worden gehouden) en zou ik een exemplaar van de desbe treffende notulen mogen ontvangen? A.Viruly 93

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1963 | | pagina 11