Ons huis in Dordrecht, waar een leeskring gemakkelijk plaats
kan vinden, verheugt zich gedurende de weekends gewoonlijk in
druk "bezoek van merendeels jonge mensen, De zoon uit Leiden
is thuis en zijn vrienden weten hem te vinden» De dochters heb
ben ook hun „aanloop" en alles verzamlt zich in de zitkamer.
Geen onderwerp zo gek, of het wordt daar besprokens liefde,
sex, lektuur, politiek» Wij winden ons op over de meest uit
eenlopende onderwerpen, over Gerard Kornelis van het Eeve en
over televisie-uitzendingen (die we gewoonlijk geen van allen
gezien hebben), over de onmatige hoeveelheden strafwerk die
de jongste dochter van de Mulo moet maken. En jongstleden zon
dagavond was het de economie»
Het stond er, volgens één van de jeugdige bezoekers, zo gek
niet voor in ons land» Mijn man en de oudste zoon stribbelden
eerst zachtjes maar hoe langer hoe meer en luidkeelsertegen.
Ik zei niets hoor, ik breide»
„Maar u verklaart dus al die economen stomweg voor gek!" riep
de jongen uit, „en u blieft niets te zien van alle welvaart
en van steeds meer en steeds duurdere auto's...'
Mijn man zeis „Zoals je weet, Paul, werk ik in de binnenstad
van Dordrecht. Dan kom ik in een bejaardentehuis op bezoek bij
een zieke - haast stervende - oude vrouw» Ze vraagt me fluis
terend om één slokje water» Van vier uur 's middags af krijgt
ze namelijk geen druppel drinken meer. Geeft men haar dat, dan
zal ze 's nachts een plas moeten doen. 's Nachts is er geen
hulp, dus dan zal ze haar bed nat maken. Daarom is ze eenvou
dig „drooggelegd", en ze lijdt dorst. Omdat er geen hulp is,
omdat de hulp vrij moet wezen..." „Nou ja," zei onze gast, „dat
is erg, dat geef ik toe. Maar dat doet toch aan de vooruitgang
niets af?"
En in gedachten vulde ik aans „Lei meneer Choakumchild"
Ik zeis „Jullie moet Hard times eens lezen van Dickens".
Mijn zoon schreef de titel op in zijn agenda.
Ik ben ervan overtuigd, dat, hoeveel er ook „in orde" is ge
komen na de slechte tijden die Stephen Blackpool beleefde, dat
Charles Dickens ook nu zou hebben kunnen spreken over „Hard
times". Dat er ook nu behoefde is aan een kleine - misschien
wel domme - Sissy Jupe, die na vier uur 's middags de negen
tigjarige grootmoeder een slokje water gunt en 's nachts haar
bed uit komt, wanneer iemand in huis haar nodig heeft» Sissy,
die achter de statistieken mensen ziet, ook in tijden als deze.
Dora van der Meiden-Coolsma