mie van een zeurderige en overgevoelige traditionalist? Alvorens gij, dames en heren, mij met voorwerpen gaat bekogelen moge ik hier aanstands vaststellen, dat dit geenszins het ge val is, maar dat Charles Dickens als literator véél meer in onze tijd staat aan wij zelfs maar plegen te denken of te ver moeden» Ja, ik durf hier zelfs onvervaard de stelling te ver dedigen, dat hij in zijn gehele wijze van literatuur bedrijven tot de hedendaagse letteren behoort» Dit althans is het geval in bijna alle opzichten, met uitzondering van één enkel détail, waar ik aanstonds op terug kom» Wie zich zowel met de moderne proza -literatuur als met Dickens bezig houdt moet het bij een gezond kritisch oordeel vrijwel da delijk opvallen, dat er tussen de vaak gewraakte openhartigheid en agressiviteit der huidige jongere schrijvers en het oeuvre van Dickens een-grote mate van overeenkomst bestaat. Men zegt van de jongeren van heden wel eens, dat sommigen hunner de ero tiek te ver voeren, en anderen de spot drijven met de heiligste zaken, zoals hijvoorbeeld kerk en godsdienst. Welnu, ik ben zo vrij er aan te herinneren dat Dickens het veel en veel bonter gemaakt heeft en wel door soms in één adem kerk en godsdienst te hekelen zowel als erotische scènes te beschrijven» Ja, mijne hoorders, hij ontziet zich zelfs niet een erotische dominee te exposeren! Ik doel hier op de afgescheiden predikant die onder huichelachtige voorwendsels in de Pickwick Papers het goed van Sam Welders stiefmoeder verbrast, en wij weten allen hoe hijzon der verdacht de verering was, die deze dame die slijmerige fi guur toedroeg» Pu denkt u misschien, dat ik hier een grapje construeer» Het is echter een historische werkelijkheid dat Dickens zich door deze en dergelijke scènes de gramschap van bij na de gehele Engelse methodisten-wereld zijner dagen op de hals heeft gehaald» Maar niet alleen die der Engelsen» 'Twee jaar na Dickens' dood schreef nog Conrad Busken Huet, die toch een groot bewonderaar van de Meester was, onder andere deze regelss "Laat ons de waarheid durven zeggen, het is een bewijs van Dickens' gebrek aan hogere beschaving, het was beneden de waar digheid van zijn roem en van zijn talent, tot het einde toe op het methodisme te blijven hameren» Maar aan de andere kant moet Busken Huet dan toch óók weer toe geven dat het Dickens inderdaad niet om het spotten met heili— 225

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1964 | | pagina 7