Waarde mede-Dickensiansu hebt hoop ik niet over het hoofd ge
zien, dat ik daar-even, sprekende over typische punten van o~
vereenkomst tussen het schrijverschap van Dickens en dat onzer
hedendaagse in het licht staande jongere literatoren, heb op
gemerkt dat er op één punt toch ook nog wel een groot onder
scheid bestaat. Dit détail bestaat hieruit, dat Charles Dickens
namelijk kon SCHRUVEH". En hierin ligt nu juist zijn tijdeloosheid,
in dht onderscheid met velen uit een andere, latere tijd. liiet
in de merkwaardigheden waarmee hij met hedendaagse auteurs over
eenkomt, maar door de geniale vonk van zhn schrijverschap als
zodanig, zijn scheppend vermogen met de taal.
Toen hij gestorven was narn de grote criticus Conrad Busken ïïuet,
die ik al meermalen mocht citeren, bedroefd de pen op en wijdde
hij Charles Dickens een essay ter gedachtenis, waarvan de aan
vang aldus luidts
"Welk een schrijver! Hij leeft niet meer en ligt reeds begraven
in Westminster Abbey, beweerde de telegraaf» doch voor hen die
hem alleen uit zijn geschriften kenden, miste dat herigt meer
dan de helft zijner beteekenis. Dickens gaat voort te leven in
hunne herinnering, gelijk hij dertig jaren lang gedaan heeft.
Eerst naderhand, als geen nieuwe verhalen van hem het licht
meer zien, de dagbladen niet meer mededelen hoe hij in groote
steden van Engeland en Amerika als lezer optrad, zijn zwijgen
eene poos heeft aangehouden - om nimmermeer te worden afgebro
ken - eerst dan zullen zij met smart gewaarworden dat een vriend
hunner jeugd hun ontvallen is. Voor zijn landgenooten is hij
meer geweest dan dits een bestrijder van nationale ondeugden,
een hervormer van maatschappelijke misbruiken, een volksman.
Zonder in het staatkundige zomin als in het kerkelijke tot een
partij te hehooren, was hij in den engelschen zin van het woord
een volbloed radikaal, en droegen, op grond daarvan, de lagere
klassen hem op handen. Wij vreemdelingen evenwel kunnen hem in
die verschillende betrekkingen niet waarderen. Voor ons is hij
alleen een schrijver, een dichter, een verteller» maar een'ver
teller zonder wederga, tevens aandoenlijk én satiriek, vrolijk en
weemoedig, een pteekenaar van idealen en karikaturen, gelijk vóór
hem de engelsche literatuur er nog geen had voortgebracht."
Ziedaar een woord, dat nog voor heden als waarheid geldt.
Een jaar voor zijn dood, toen de gezondheid van de Meester
227