272 THE MEETING OP THE 12TE OP DECEMBER 1964 IN ZOMERZORG Wij vierden ons 8 jarig jubileum in een sfeer van warme vriendschap, koude voeten en erwtensoep. Algemene "besprekingen. Gelukwensen werden voorgelezen. De heer Willem Brandt, die geen paarlen voor de zwijnen wenste te gooien, had alleen de intellectuelen gesommeerd. Waarop hij niet gerekend had gebeurdes 51 hoge voorhoofden versche nen ten tonele. Zijn lezing stond vanzelfsprekend op een prachtig literair peil. Er was ditmaal slechts één nieuw lid, maar dat was een lid dat voor 10 telde, want deze dame nodigde de Haarlemse Reading Circle spontaan uit in haar wo ning. Dit onherbergzame oord scheen je alleen fietsend of hoepelend te kunnen bereiken. Het duurt altijd even voor het eten komt. Het als John Browdie (N.Nickl.) Ch.XLII konden wij niet wachten en lieten de voorzittershamer zwaar neerkomen op de. arme noten. De heer Bomans hield, als tafelpresident, 1001 redevoeringen, waarbij hij o.a. onze onvolprezen secretaris "een muilezel" noemde en de Cheeryble Brothers Brigitte Bardot voor de voe ten gooide. Seven Aged P.'s waren "as proud as Punch" (Gr.Exp., Ch.XXV) omdat ze op mochten staan om te laten zien dat ze bij de oprichting van de Branch aanwezig waren.De Life President moest naar een concert, maar drukte ons op het hart op hem te blijven wachten, want hij kwam terug. En daar zaten wij, als wijlen de heer Hadgett (Martin Chuzzl., Ch. XXVIIte wachten op de man, die niet kwam. Tot ons een licht opging en de mannen hun portefeuille grepen, terwijl de dames "instantly put some pins into their mouths, began pinning up their shirts all round, trudged away at a sturdy pace, turned the corner and were gone. (Bl.House, Ch.LIl). Het lijkt alsof het een magere geschiedenis was, deze keer, maar je moet er bij geweest zijn om te weten hoe leuk het ook nu weer was, wants "Being throughly good-natured, and not much caring what we laughed at, we passed the bottle joyously. (A Christmas Carol, Stave III). L.C.O.-B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1965 | | pagina 30