289 omdat een grijze hoed bij hoopvolle plechtigheden gedragen wordt, zoals een huwelijk» En omdat Dickens tot die zeld zame auteurs behoort, die ons bij alle ellende die hij schetste voortdurend hoop gaf, hoop op een betere samen leving, en geloof daarin. Hij liet Pickwick de hoed afnemen voor de lijdende mensheid Is dat niet schoner en grootser dan de spandoeken van on ze tijd, onze honende critiek, of onze betrekkelijke onver schilligheid onder de feestmutsen der welvaart? Jodocus (Uit De Bussumse Courant van 4 november 1965) „Maar als mijn vriend Dombey over majoor Bagstock te gen u spreekt, meneer", voegde de majoor erbij, „moet ik U verlof vragen u beiden terecht te wijzen. Hij bedoelt Joe, meneer, onopgesmukte Joey B.Josh - Joseph - de ruwe, taaie, oude J.meneer. Tot uw dienst." Majoor Bagstock, wellicht aangemoedigd door de ver trouwelijke en zachte toon, waarin mevrouw Skewton reeds enige malen voor een kort ogenblik was vervallen,maar die zij thans voor goed aansloeg, stak zijn hand over het ta feltje heen en zei met een knipoogjes „Raadpleeg Joe, mevrouw.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1965 | | pagina 13