290 DlCKENSIAN CULINAEIA In Dickens1 dikke boeken zijn nagenoeg alle werkelijk goed moedige mensen dik. Het kan niet zijn? omdat in zijn dagen in Engeland de goede burger uitgesproken en in het alge meen dik was. Het gelooide? jukbeen-strakke? gesteven en gestreken type? dat nu de duiven van de San Marco en van het Vrijthof verschrikt? moet toen nóg veelvuldiger zijn voorgekomen. Er was immers alle reden voor in een staat die vanaf een eiland met een verrekijker en zeesoldaten 1 n groeiend imperium besturen moest. Dickens zal hier en daar voor de verleiding bezweken zijn om den dikkerd te kiezen? omdat dikte zich wijdlopiger laat beschrijven dan magerte? maar de werkelijke reden lei veel meer voor de hands ook in zijn dagen waren de dikken werkelijk zachter van gemoed. Toen als nu oefenden zij het onbewuste? vaak tegen wil en dank op hun schouders (en buik) gelegde apostolaat van de vrolijkheid uit. De tekenaars vloeiden vanzelf de ronde lijnen van buik? onderkin en nekplooi uit de pen en John Buil werd tot in het verre verschiet der symbolische ka rikatuur erfelijk belast met het embonpoint van zijn zelf genoegzame zelfverzekerdheid. De boorden encadreerden waardig en stijlvol het monumen tale bouwsel van kin en hals? een vloeiend spel van steeds grotere kringen, van de lachgrage mond uit-deinend als van een steen? die in het water geworpen wordt. En ook in de verdere mannelijke opschik bleef de welge daanheid, de duidelijke welstand des lichaams, het voor werp der versierende zorg. Nog bestond de mentaliteit niet van de lendeloze jongelieden, die in het confectie- paleis den argelozen cliënt door de spitsroeden van hun collectieve verachting laten lopen? hem verwijzend naar de afdeling voor aparte maten, onderafdeling „corpulente heren"? die in een verloren hoekje? achter beschuttende gordijnen, is ondergebracht. Nog was de wereld niet in het tijdperk getreden waarin de fakir en de afgevaste hindoe

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1965 | | pagina 14